Compositie is een belangrijk aspect van natuurfotografie. Deze tips helpen je betere foto's te maken.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke vrijdag het beste uit de fotografiewereld in je mailbox.

Ansel Adams stelde het als volgt: “Composition is knowing where to stand”. Met deze wijze woorden kan ik dit artikel eigenlijk al afsluiten. De essentie van compositie is inderdaad weten hoe en waar je het statief moet opstellen om je onderwerp perfect in beeld te brengen. Wie over wat meer ervaring beschikt, werkt vanuit een soort buikgevoel en hoeft niet altijd lang na te denken over de juiste compositie. Voor velen echter is compositie misschien wel het moeilijkste aspect van fotografie. Je moet de verschillende elementen uit een (vaak complexe) omgeving proberen te ordenen tot een visueel aantrekkelijk geheel. Het is een ingewikkeld vraagstuk waarvoor jij als fotograaf een oplossing dient te bedenken.

Gelukkig bestaan er een heleboel regeltjes die je hierbij kunnen helpen. Maar vooraleer je al die regeltjes lukraak begint toe te passen, is het belangrijk dat je bij elke foto eerst goed nadenkt over wat je precies wilt fotograferen en wat het beeld bij de kijker moet overbrengen. Te veel fotografen stellen immers meteen het statief op en beginnen onmiddellijk met het fotograferen. Ze hebben echter nog niet alle opties overwogen.

Probeer de foto eerst te pre-visualiseren. Wandel rond in de omgeving en bekijk alle mogelijke standpunten. Knijp hierbij eventueel een oogje dicht om het beeld meer als een camera te ‘zien’. Wij kijken immers in 3D, maar een camera fotografeert tweedimensionaal. Door met één oog te kijken verdwijnt het 3D effect een beetje en zie je de omgeving meer zoals een camera dat doet. Maak hierbij eventueel gebruik van je smartphone om de verschillende opties nog wat beter te visualiseren of bij te houden. Kortom: elke compositie begint met een plan. Eerst nadenken, daarna rondwandelen om de omgeving te verkennen en alle mogelijkheden af te wegen, en pas dan stel je het statief op.

1. Gebruik de gulden snede of de regel van derden

In de 19de eeuw werd de gulden snede voor het eerst beschreven in geschriften over architectuur en beeldhouwkunst. Deze wiskundige verhouding was echter al veel langer in gebruik. Estheten uit de oudheid pasten dit idee al toe nog lang voor wiskunde uitgevonden werd. Men vindt de gulden snede dan ook terug in tal van Griekse en Romeinse bouwwerken, schilderijen en beeldhouwwerken. Onbewust heeft de mens een voorkeur voor deze verhouding, die we als harmonieus en volledig in balans ervaren.
Bij de gulden snede worden in de foto vier denkbeeldige lijnen getrokken op ongeveer 1/3 en 2/3 van de hoogte en de breedte. Op die manier ontstaan vier snijpunten. De regel luidt als volgt: het belangrijkste deel van de compositie situeert zich ter hoogte van één van de vier punten of valt samen met één van de vier lijnen. Naast de gulden snede bestaan nog een aantal andere verhoudingen zoals de regel van derden, het gulden spiraal en diagonaalmethode. Hoewel deze verhoudingen licht verschillen van die van de gulden snede komen ze allemaal op hetzelfde neer: plaats het onderwerp niet in het midden, maar positioneer het ongeveer op 1/3 of 2/3 van de hoogte en de breedte.

2. Bepaal de kijkrichting

De regel van derden zegt dat je het onderwerp best niet in het midden plaatst, maar beter aan de linker- of de rechterkant. Hou hierbij wel rekening met de ‘kijkrichting’ van je subject: geef je onderwerp iets meer ruimte in de richting waarin het kijkt of beweegt. Kijkt je onderwerp naar links, dan plaats je het onderwerp rechts in beeld, zodat er meer ruimte ontstaat aan de linkerkant. Beweegt het onderwerp naar rechts, dan plaats je het onderwerp aan de linkerkant en voorzie je rechts meer ruimte. Doe je dat niet, dan lijkt het alsof je onderwerp gevangen zit in het kader van de foto en leid je het oog van de kijker weg.

Kan je kiezen of je het onderwerp links of rechts plaatst? Zet het dan aan de rechterzijde. We interpreteren een foto immers op dezelfde manier zoals we lezen: van links naar rechts. Het oog zoekt bijgevolg een rustpunt aan de rechterkant. Foto’s waarbij het onderwerp aan de rechterzijde staat worden dan ook vaak als aangenamer ervaren.

f/4.0, 1/640, ISO 200, 105 mm Deze vlinder kijkt naar links, dus je voorziet best wat meer ruimte aan de linkerkant.

3. Hou rekening met achtergrond en voorgrond

Foto’s met een zachte, egale achtergrond isoleren het onderwerp en houden de aandacht van de kijker langer vast. Een rommelige achtergrond trekt de aandacht van de kijker weg van je subject. Besteed dus bijzondere aandacht aan wat er in het achterplan gebeurt. Door jezelf of de camera simpelweg wat te verplaatsen, kan je onrustige elementen in de achtergrond proberen vermijden.

Let er echter op dat het beeld niet te ‘steriel’ oogt. Een zachte achtergrond geeft het onderwerp dan wel alle aandacht, het kan soms ook wat saai overkomen. In bepaalde situaties kan de achtergrond een meerwaarde geven aan de foto. Denk bijvoorbeeld aan een vlinder in een kleurrijke bloemenweide of een paddenstoel met het bos op de achtergrond. Het allerbelangrijkste is dat die achtergrond niet te druk wordt. Zachte kleuren en vormen kunnen dus zeker, zolang ze niet te scherp afgelijnd zijn of het onderwerp doorkruisen.

Naast de achtergrond speelt ook de voorgrond een belangrijke rol. Met een zachte, onscherpe voorgrond kan je het onderwerp omkaderen en het alle aandacht geven. Om dit effect te verwezenlijken zal je meer moeten inzoomen (bv. vanaf 50 mm) en met beperkte scherptediepte fotograferen (bv. f/2.8 – f/4.0). Is de brandpuntafstand te klein (bv. 24 mm) of de scherptediepte te groot, dan wordt de voorgrond te scherp afgelijnd en ontstaat dus geen mooi zacht diffuus kader.

Bij landschapsfotografie speelt de voorgrond een extra belangrijke rol. De voorgrond geeft het beeld diepte en stuurt het oog van de kijker. Wanneer je dus landschappen fotografeert met een groothoek, zal je altijd naar elementen in de voorgrond moeten zoeken om het beeld interessant te houden van voor tot achter. We gaan hierop verder in het volgende punt.

4. Speel met lijnen en diepte

Naast voorgrondelementen spelen ook lijnen een belangrijke rol bij de compositie. Ze fungeren als functionele elementen en dienen als focuspunt, natuurlijke kaders of scheidingen en creëren op die manier spanning of sfeer in een beeld. Bij landschapsfotografie begeleiden lijnen het oog van kijker doorheen de foto en creëren ze diepte en dynamiek. Maar ook bij alle andere aspecten van natuurfotografie kunnen lijnen gebruikt worden. We onderscheiden de volgende lijnen die je in de natuur terugvindt:

f/11, 1/60, ISO  200, 34 mm De lijn van de oever geeft het beeld diepte en neemt de kijker mee in de foto.
  • Horizontale lijnen geven een weids gevoel en leiden het oog van de ene kant van de foto naar de andere. Denk bijvoorbeeld aan de strakke horizon aan de kust, die je een gevoel van weidsheid en oneindigheid bezorgt.
  • Verticale lijnen kunnen gebruikt worden om spanning te creëren en geven een gevoel van hoogte of kracht. Een bos is een typisch voorbeeld hiervan: de imposante boomstammen stralen immers een bepaalde (oer)kracht uit.
  • Diagonale lijnen geven dan weer een dynamisch gevoel en worden gebruikt om diepte te creëren en het oog van de kijker te sturen.
  • Convergerende en divergerende lijnen: terwijl convergerende lijnen vanuit twee afzonderlijke richtingen in één punt samenkomen, doen divergerende net het omgekeerde. Het punt waar deze lijnen samenkomen of uiteengaan kan gebruikt worden als belangrijk focuspunt.
  • Cirkels en bogen kan je gebruiken om een object extra te accentueren of  te isoleren of om de blik van de kijker langer vast te houden.
f/8.0, 1/125, ISO 800, 59 mm – De cirkelvormige lijn van de oever stuurt de blik van de kijker richting het onderwerp. Bovendien ontdek je in dit beeld ook een bijzondere S-vorm die de foto interessanter maakt.

5. Less is more

Beperk het aantal onderwerpen in je beeld tijdens het bepalen van je compositie. Te veel objecten verzwakken immers de foto en verwarren de kijker. Hou het dus eenvoudig en beperk je tot slechts één hoofdonderwerp. Overweeg goed wat je wel en wat je niet op de foto wilt. Want wat je niet laat zien is minstens even belangrijk als wat je wel laat zien. Vraag je hierbij steeds af waarom je deze foto precies maakt, want dat bepaalt doorgaans wat het belangrijkste element in het beeld wordt. Bedenk vervolgens of bepaalde elementen iets toevoegen aan de foto of het beeld net zwakker maken.

Het ‘less is more’-principe kan je ook gebruiken om minimalistische foto’s te maken. Hierbij isoleer je het onderwerp door gebruik te maken van ‘negatieve ruimte’ of leegte. Het onderwerp krijgt hierdoor alle aandacht. Wanneer je dit op de juiste manier toepast, kan het tot zeer krachtige composities leiden die een grote impact op de kijker maken.

f/13, 180, ISO 160, 18 mm – Hou het beeld eenvoudig en overweeg altijd goed wat je wel en niet op de foto wilt. De negatieve ruimte in de voorgrond versterkt het minimalistische gevoel, terwijl een extra lange sluitertijd ervoor zorgt dat ook het water ‘rustig’ blijft.

6. Evenwicht & balans

Bestudeer altijd goed of er geen vlakken of elementen in het beeld te dominant worden en zorg voor balans tussen de verschillende onderdelen. De eerste regel uit dit artikel stelt dat het hoofdonderwerp beter meer aan de zijkanten van het beeld gepositioneerd wordt. Soms kan dit echter onevenwichtig overkomen. Er ontstaat een soort ‘leegte’ in de rest van het frame die, in tegenstelling tot ‘negatieve ruimte’, eerder als storend ervaren wordt.

Om dit te vermijden, plaats je best een tweede element aan de andere kant van het beeld. Hierdoor ontstaat een evenwichtige compositie en breng je de foto terug in balans. Let er wel op dat dit element niet te dominant wordt of te veel de aandacht opeist, want dan gaat het concurreren met het hoofdonderwerp.

f/13, 1/100, ISO 400, 80 mm – Zorg voor evenwicht en balans. In dit beeld brengt de kleine boom in de achtergrond de foto terug in balans.

7. Zoek naar natuurlijke kaders

Om een onderwerp extra aandacht te geven en diepte te creëren in het beeld kan je gebruik maken van (natuurlijke) kaders. Net zoals een lijst aan de muur helpt een kader (of doorkijkje) om de aandacht te vestigen op het onderwerp. Deze techniek wordt in vele vormen van fotografie toegepast. Denk maar aan portretfotografen die door het raam van een café of een bus fotograferen of reisfotografen die een brug of een deuropening gebruiken om de stad te omkaderen. Ook in de natuur vind je tal van mogelijkheden om een natuurlijk kader te creëren: overhangende takken, gebladerte van struiken, het contrast tussen schaduw en licht, rotsen, enz.

Maar niet alle frames zijn even duidelijk. Je kunt bijvoorbeeld ook de poten of het lichaam van een dier gebruiken om een ander dier te omkaderen of gebruik maken van onscherpe vegetatie om een bloem, insect of zoogdier alle aandacht te geven (zie ook punt 3).

f/6.3, 1/160, ISO 800, 260 mm – De poten van een rendier creëren een natuurlijk kader rondom het rendier in de achtergrond en geven het onderwerp zo alle aandacht.

8. Reflecties en symmetrie

In een symmetrische compositie zijn de twee helften van het beeld spiegelbeelden van elkaar. Dergelijke composities creëren automatisch een gevoel van harmonie en balans. Mensen voelen zich aangetrokken tot visuele perfectie en harmonieuze composities en dat is ook de reden waarom symmetrische beelden meestal goed werken. Symmetrische beelden maken is in principe niet zo moeilijk: je plaats de as verticaal of horizontaal in het midden, zodat twee gelijke helften ontstaan.

In een horizontale symmetrie zijn de linker- en de rechterhelft elkaars spiegelbeeld. Dergelijke composities vind je vaak terug in architectuur. In een verticale symmetrie zijn de boven- en de onderkant dan weer elkaars spiegelbeeld: je ziet ze vaak bij reflecties in het water. De symmetrie hoeft trouwens niet telkens het hele beeld in te nemen. Ook bepaalde delen in een foto kunnen symmetrisch zijn.

Als je symmetrische beelden maakt, zorg dan dat de symmetrie perfect is en plaats de as netjes in het midden. Hiervan kan je echter ook afwijken, want een kleine breuk in de symmetrie kan een beeld dan weer interessanter maken.

f/11, 1/500, ISO 100, 24 mm, HDR van vijf beelden – De rust in dit beeld wordt benadrukt door de perfecte symmetrie. Plaats de horizon in het midden om de symmetrie te accentueren.

9. Oneven aantallen

De ‘regel van oneven’ stelt dat wanneer je een aantal elementen in de foto opneemt, een oneven aantal een interessantere en visueel aantrekkelijkere compositie oplevert. Een oneven aantal leidt dus tot een sterker gevoel van harmonie. Deze regel is ook het meest effectief met drie, vijf of zeven elementen in het beeld. Als er te veel objecten zijn, dan wordt dit door de kijker ervaren als overdaad en maakt het nog weinig uit of het totale aantal even of oneven is.

f/8.0, 1/500, ISO 400, 390 mm – Een oneven aantal elementen (hier drie) zorgt vaak voor een rustigere en visueel aantrekkelijkere compositie.

10. Zoek naar patronen en texturen

Ga op zoek naar een herhaling van vormen, kleuren of lijnen en betrek deze in je foto’s. Patronen creëren immers een bepaalde harmonie en maken het beeld interessanter. Je kan nog een stapje verder gaan en de natuur of het landschap in detail fotograferen, eventueel met een telelens. Het onderwerp wordt op dat moment minder belangrijk. De aandacht gaat nu vooral naar de kleur, de vorm, de textuur of de opbouw van het gekozen subject. Het resultaat is een abstract beeld dat de kijker aan het denken zet. Het hoeft echter niet altijd close-up te zijn, ook in het ruimere landschap zijn verschillende details te vinden die tot bijzondere foto’s kunnen leiden.

Wanneer je patronen fotografeert, is het belangrijk dat het volledige beeld gevuld wordt met deze herhaling van vormen of kleuren. Let er dus goed op dat er geen storende elementen opduiken die het patroon kunnen verstoren.

f/8.0, 1/800, ISO 200, 150 mm – Patronen en texturen vind je overal in de natuur, ze maken een beeld interessanter en kunnen zelfs het onderwerp van de foto worden.

11. De horizon is niet altijd belangrijk

Bij landschapsfotografie wordt al te vaak gedacht dat er bij elke foto ook een horizon aanwezig moet zijn. Dit is echter niet altijd het geval. Hiervoor grijpen we even terug naar regel 5: less is more. Deze stelt dat je het beeld best zo eenvoudig mogelijk kunt houden en altijd goed moet overwegen wat je wel en niet op de foto wilt.

Op zonnige dagen waarbij je vaak te maken hebt met een volledig blauwe lucht is het beter om die lucht gewoon weg te laten. Die blauwe streep voegt immers weinig toe en zal eerder storend zijn. Ook op sombere dagen waarbij er geen enkel detail zichtbaar is in de wolken kan je het beeld vaak sterker maken door meer in te zoomen op het landschap en onder de horizon te kadreren.

f/11, 1/4, ISO 64, 70 mm – Je hoeft niet altijd een horizon te laten zien. Hier heb ik bewust gekadreerd onder de heuvellijn omdat de lucht op dat moment weinig toevoegde aan het beeld.

12. Vul het frame

Wanneer je wildlife in beeld wilt brengen, maar de omgeving werkt niet mee, dan kies je er beter voor om het volledige kader te vullen met het onderwerp. Er ontstaat een intiem portret en de blik van de kijker wordt meteen naar het subject getrokken. Bovendien worden er details zichtbaar die je vanop afstand niet of nauwelijks zou opmerken.

Zorg er dus voor dat je zo dicht mogelijk bij het onderwerp komt en creëer een intiem portret waarbij de achtergrond volledig verdwijnt. Je kan hierbij het onderwerp gerust wat aansnijden, want dat maakt de beelden vaak nog interessanter en origineler. Je laat zo wat over aan de verbeelding van de kijker.

f/5.6, 1/80, ISO 3200, 330 mm – Fotografeer wildlife in detail wanneer de achtergrond niet meewerkt. Je kunt het onderwerp zelfs aansnijden om het beeld interessanter te maken en wat aan de verbeelding van de kijker over te laten.

13. Breek de regels

Als beginnend fotograaf doe je er goed aan om bovenstaande regeltjes te leren kennen en toepassen. Je beelden worden ongetwijfeld sterker en je leert oog te hebben voor compositie en details. Als je eenmaal het gevoel hebt dat het maken van composities allemaal wat gemakkelijker gaat, dan moet je af en toe ook eens durven afwijken van de regels om creatief uit de hoek te blijven komen. Voor elke regel zijn er immers tientallen uitzonderingen te bedenken.

f/10, 1/125, ISO 400, 135 mm – Soms kan de chaos in de natuur ook spannende of abstracte beelden opleveren.

Zo kan je de regel van derden aan je laars lappen en het onderwerp perfect in het midden plaatsen om het beeld symmetrisch te maken en het onderwerp alle aandacht te geven. Door het subject minder ruimte te geven in de richting dat het kijkt of beweegt maak je een beeld dan weer spannender. Bij landschapsfotografie hoef je niet altijd een voorgrond uit te zoeken, je maakt het beeld minimalistischer door de voorgrond helemaal leeg te laten. Je hoeft niet altijd drie elementen in een beeld te hebben, ook twee werkt perfect. Ten slotte hoeft een beeld ook niet altijd rustig en eenvoudig te zijn: ook chaos in de natuur kan intrigerende en abstracte beelden opleveren.

f/5.0, 1/500, ISO 400, 130 mm – Het onderwerp hoeft niet altijd op een derde te staan. Hier koos ik voor het midden om het beeld symmetrischer te maken, dit wordt bovendien benadrukt door het even aantal dieren.

Leer van je fouten

Het maken van sterke composities gaat met vallen en opstaan. We maken allemaal fouten. Je fouten herkennen en corrigeren is misschien wel het belangrijkste aspect in je ontwikkeling als fotograaf. In onderstaande lijst overloop ik de meest voorkomende fouten, zodat je die zelf alvast nooit meer zult maken.

  • Niet op de achtergrond letten: je bent vaak zo met het onderwerp bezig dat je niet op de achtergrond let. Toch is de achtergrond net zo belangrijk als het onderwerp zelf. Hou de achtergrond rustig wanneer die weinig toevoegt aan het beeld of betrek de achtergrond in de foto wanneer die helpt het verhaal te vertellen.
  • Niet op de randen letten: een vaak voorkomende fout is dat er elementen opduiken in het beeld die de fotograaf niet gezien had bij het maken van de opname. Vermijd storende elementen zoals takken of vegetatie aan de randen van de foto. Bestudeer altijd het ganse beeld. Maak hiervoor eventueel gebruik van live view als jouw camera in de zoeker niet het volledige beeld toont.
  • Niet alle mogelijkheden benutten: bijna elk onderwerp kan je op verschillende manieren in beeld brengen. Bestudeer alle mogelijkheden en standpunten en gebruik verschillende lenzen om het subject zowel weids als meer beeldvullend te kadreren.
  • De horizon loop niet recht: het klinkt misschien logisch, maar bij landschapsfoto’s moet de horizon recht staan. Vermijd dus dat het water uit de zee of de rivier loopt! Bewust de horizon diagonaal plaatsen om het beeld dynamischer te maken is not done.
  • De voorgrond is te dominant: om een landschapsfoto diepte te geven, ga je op zoek naar lijnen of een voorgrond, maar deze moeten in balans zijn met de rest van het beeld. Vermijd dat de voorgrond te zwaar wordt en het beeld gaat overheersen.
  • Ga niet kopiëren: een foto vanaf ooghoogte van een welbekend standpunt is niet de enige mogelijkheid om een vaak gefotografeerd onderwerp in beeld te brengen. Ga op zoek naar verrassende standpunten of benaderingen zodat jouw beeld zich onderscheidt van de massa.

Over Bart Heirweg

Bart Heirweg, is natuur- en landschapsfotograaf. Wie meer beelden van hem wil zien kan zijn Shoot-artikel over Brackvenn lezen of meer van zijn werk vinden op zijn website.

Advertentie


Wil je beter leren fotograferen?

Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).

Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.


LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in