Wie landschapsfotografie zegt, denkt aan fotografie met een groothoek, maar ook een telelens kan mooie foto's opleveren.
Wie landschapsfotografie zegt, denkt onmiddellijk aan een groothoek. Maar is zo’n wijde lens altijd de beste keuze? Ze laat zoveel van de omgeving zien dat er overal storende elementen opduiken en de kijker vaak niet meer weet wat het onderwerp van de foto eigenlijk is. In dit artikel halen we onze telelens boven en zoomen we in op het landschap: terug naar de essentie!
Landschapsfotografie wordt steeds geassocieerd met groothoeklenzen, waarbij de fotograaf op zoek gaat naar uitgestrekte landschappen met een imposante lucht en een perfect gebalanceerde voorgrond. Door het gebruik van een groothoek wordt de voorgrond uitvergroot en verkleinen elementen die wat verderaf liggen. De verhouding tussen dichte en verre objecten verandert en er ontstaat diepte in de foto. Maar omdat de schaal verandert en elementen in de verte kleiner afgebeeld worden, krijgen bepaalde objecten net minder aandacht. Een imposante berg of majestueuze boom wordt dus plots veel minder dominant afgebeeld en verliest impact. Bovendien laat je met een groothoek vaak zo veel zien dat het beeld druk en chaotisch wordt en de kijker verward achterblijft. Een groothoek is dus zeker niet altijd de beste keuze, want landschapsfotografie is veel meer dan enkel vergezichten. Beperk jezelf dus niet tot één lens, maar durf te experimenteren en zoom in op de omgeving voor meer verrassende resultaten.
Groothoek vs tele
Wat verstaan we onder een groothoek en tele en wat zijn de belangrijkste verschillen tussen deze lenzen? Een groothoeklens is een lens met een grote beeldhoek en korte brandpuntsafstand. Die brandpuntsafstand wordt uitgedrukt in millimeters. Een groothoek heeft dus een korte brandpuntsafstand (bv. 16 tot 24 mm op fullframe) en een grote beeldhoek (bv. 100° of meer). Een groothoek verandert bovendien de afstand en verhouding tussen dichte en verre objecten, waardoor het landschap weidser gaat lijken en je diepte in je beeld creëert. Met een groothoek leg je dus een ‘breed’ beeld vast, maar omwille van die grote hoek krijg je vaak last van vervorming aan de randen.
We spreken van een telelens wanneer de brandpuntsafstand 70 mm of meer is. De beeldhoek is een stuk kleiner, waardoor je slechts een klein deel van het landschap vastlegt. Door de grotere brandpuntsafstand kan je onderwerpen die ver weg liggen, dichterbij halen. Met een telelens krijgt een dicht object dus hetzelfde gewicht als een ver object en lijkt de afstand tussen beide te verkleinen. Omwille van die beperkte scherptediepte hebben ze, in tegenstelling tot een groothoek die meer diepte creëert, de eigenschap het beeld te vervlakken. Ten slotte hebben dergelijke lenzen veel minder last van vervorming aan de randen.
Zowel een groothoek als een tele bestaat in een vaste of een variabele brandpuntsafstand. Lenzen met een variabele brandpuntsafstand of zoomlenzen zijn ongetwijfeld het meest flexibel omdat je vanop dezelfde locatie kunt in- en uitzoomen zonder dat je je hoeft te verplaatsen. Bovendien kan je met een zoomlens verschillende soorten onderwerpen in beeld brengen, terwijl dat met lenzen met een vaste brandpuntsafstand eerder beperkt is. Ben je nog op zoek naar een telelens voor landschapsfotografie? Dan is een zoomlens ongetwijfeld de beste keuze.
Van essentie tot abstractie
Beeld je even in dat je op 2000 meter hoogte in de Franse Alpen aan het genieten bent van een indrukwekkend berglandschap tijdens een fantastische zonsondergang. Veel reizigers hebben op dat moment de neiging om de smartphone boven te halen, de panoramafunctie te activeren en een 180 of zelfs 360 graden foto te maken. Met zo’n beeld laat je echter zo veel zien dat het meestal weinig impact heeft op de kijker. De camera kan namelijk nooit vatten wat je met het blote oog ziet. Ga dus op zoek naar de mooiste en grilligste bergtoppen en breng slechts een deel van het berglandschap in beeld. Het resultaat is een foto waarbij jij de kijker vertelt wat belangrijk was. Laat je bij ontzagwekkende landschappen dus niet verleiden om het hele plaatje in beeld te brengen, maar haal de telelens boven en focus op de essentie.
Naast de mogelijkheid om de essentie uit een landschap te filteren is een telelens ook perfect om bepaalde elementen te isoleren en storende elementen te vermijden. In tegenstelling tot een landschapsschilder kan een fotograaf niet kiezen om bepaalde elementen weg te laten en niet over te nemen op het doek. Een landschapsfotograaf kan echter wel inzoomen op het landschap zodat storende zaken uit beeld blijven. Bovendien kan je met een telelens bepaalde elementen extra gewicht en aandacht geven.
Je kunt met een tele niet alleen focussen op de essentie, het beeld rustig houden of het onderwerp meer aandacht geven, een dergelijke lens laat je ook toe om meer abstracte beelden te maken. Op dat moment wordt het onderwerp minder belangrijk en ga je vooral focussen op de lijnen, vormen, texturen en patronen die je in het landschap terugvindt. Let erop dat er geen storende elementen opduiken die deze abstractie kunnen verstoren. Het volledige beeld moet bestaan uit vormen, kleuren of lijnen.
Vermijd saaie oppervlakken
Een telelens is tevens ideaal om saaie luchten of oppervlakken te vermijden. Wanneer de lucht egaal blauw of grijs is, dan voegt die weinig toe aan het beeld. In tegendeel: de lucht wordt op dat moment zelfs storend. In zo’n geval kan je beter opnieuw inzoomen en die saaie lucht gewoon weglaten. Als je hierdoor de toppen van enkele bomen of bergen moet aansnijden dan is dat geen enkel probleem. Het beeld zegt veel meer dan wanneer bovenaan nog zo’n strookje egaal blauwe lucht in beeld komt.
In agrarische landschappen vind je veel uitgestrekte weilanden of akkers. Aan de horizon is vaak wel wat te beleven, maar de kijker loopt verloren in het beeld omdat hij of zij eerst kilometers grasland moet doorkruisen. In zo’n geval brengt een telelens soelaas, want je kunt inzoomen op het landschap en een groot deel van dat egaal groene of bruine oppervlak in de voorgrond vermijden en focussen op de verschillende lagen waaruit het landschap wordt opgebouwd.
Sfeer bevorderen
Een telelens wordt ook wel eens beschouwd als een oplossing bij minder goede (weers)omstandigheden. Enerzijds omdat je de saaie grijze lucht opnieuw kunt weglaten, maar anderzijds ook omdat je de sfeer vaak wat kunt versterken. Wanneer je met een groothoek fotografeert, ben je enorm afhankelijk van de beste omstandigheden. Van zodra het licht harder wordt, wordt het lastiger om weidse landschappen sfeervol in beeld te brengen. Met een telelens blijft de sfeer vaak wat langer hangen, omdat je kunt focussen op details in het landschap. Dat kan bijvoorbeeld mist zijn die is blijven hangen in een bepaald hoekje, een mooie dreigende donkere wolk die boven het landschap drijft of de prachtige kleuren bij zonsop- of zonsondergang. Met behulp van een telelens kan je deze elementen extra benadrukken of het beeld er zelfs mee vullen.
Ten slotte is een tele ook ideaal wanneer je fotografeert op locaties met beperkte bewegingsruimte. Dat kunnen bijvoorbeeld natuurgebieden zijn waar je niet van het pad kan of mag afwijken, omgevingen waar de interessantste onderwerpen veraf liggen of een locatie waar de speelruimte beperkt is. Denk maar aan het fotograferen vanaf een uitkijktoren, uit een zodiac of de wagen. Met een telelens omzeil je die problemen en overbrug je moeiteloos een rivier of een sloot.
f/11, 1/15 sec, ISO 200, 155 mm op fullframe
Stabiliteit
Als je met een telelens fotografeert, dan is stabiliteit van groot belang. Een tele is veel gevoeliger voor bewegingsonscherpte. Het spreekt voor zich dat je vanaf een stevig statief fotografeert met daarop een robuust balhoofd. Maar een statief wordt jammer genoeg al te vaak onderschat. Als je landschappen fotografeert, kies je meestal voor veel scherptediepte (bv. f/11) zodat de foto scherp is van voor tot achter. Dat resulteert in kleine diafragmaopeningen die weinig licht doorlaten. De sluitertijd wordt hierdoor langer en de camera gevoeliger voor bewegingsonscherpte. Bovendien fotografeer je landschappen vaak ‘s morgens of ‘s avonds wanneer het licht beperkt is. Daarbij maak je regelmatig ook nog eens gebruik van filters die nog extra licht tegenhouden. Kortom: al deze elementen zorgen ervoor dat sluitertijden van enkele seconden tot soms zelfs minuten eerder regel dan uitzondering zijn. Een degelijk statief is dus onontbeerlijk wanneer je landschapsfoto’s neemt.
De juiste instellingen
Doorgaans fotografeer je landschappen op een lage ISO (bv. ISO 100 of 200) en een diafragma tussen f/11 en f/16, maar met een telelens wijk je daar best wat vanaf. Door de ISO wat hoger in te stellen (bv. ISO 400) en het diafragma wat lager (bv. f/8.0) win je 2 tot 3 stops licht waardoor de sluitertijd korter wordt en de kans op bewegingsonscherpte afneemt. Dat je hierdoor wat aan scherptediepte verliest is minder van belang. Met een tele focus je doorgaans toch op de belangrijkste elementen in de foto. Als die scherp zijn, stoort het niet dat de scherpte voor en achter het onderwerp wat afneemt. In de achtergrond neem je met het oog sowieso van nature al minder detail waar.
Extra hulpmiddelen
Maar een degelijk statief en de juiste instellingen kunnen nog steeds onvoldoende zijn. De minste trilling is vaak voldoende voor onscherpe beelden. Deze onscherpte valt meestal niet op wanneer je de foto op het schermpje van de camera bekijkt, maar achteraf op de computer blijkt dat het beeld toch wat aan scherpte mist. Om elke vorm van trillingen te vermijden kan je best gebruik maken van een afstandsbediening of een timer, bij een spiegelreflex gecombineerd met ‘mirror lock-up’ of ‘spiegelopklappen’. Sommige camera’s beschikken over een functie zoals ‘belichtingsvertragingsstand’. Deze combineert een timer met spiegelopklappen, waardoor een afstandsbediening in vele gevallen overbodig wordt. Ten slotte kan je ook fotograferen in live view, waardoor de spiegel al is opgeklapt. Gecombineerd met ‘stille opname’ of ‘silent photography’ vermijd je elke vorm van trilling in de camera. De belichtingstijd wordt dan uitsluitend elektronisch geregeld (spanning aan/uit) en de mechanische sluiter maakt geen enkele beweging meer. Dit klinkt vergezocht, maar ik heb ondervonden dat deze optie goud waard is wanneer je landschappen met telelens fotografeert bij langere sluitertijden.
Naast alle bovengenoemde instellingen en aandachtspunten is het ook gewoon belangrijk dat je voldoende beelden maakt. Tegenwoordig fotografeert bijna iedereen digitaal, dus je hoeft geen kosten meer te maken voor filmpjes of de ontwikkeling ervan. Kijk dus niet op een foto meer of minder en maak altijd voldoende beelden. Als er eentje onscherp is, dan heb je hopelijk nog enkele alternatieven die wel perfect zijn.
Onderwerpen
We weten nu al waarom een tele interessant is en hoe je die correct gebruikt, maar welke onderwerpen en locaties komen het best tot hun recht met een telelens? Vlakke landschappen zijn alleszins minder geschikt. Dergelijke omgeving kan je beter met een groothoek benaderen en de lucht en de voorgrond benadrukken zodat er meer diepte ontstaat. Glooiende landschappen daarentegen zijn veel interessanter wanneer ze gefotografeerd worden met een grotere brandpuntsafstand. Je kunt bijvoorbeeld inzoomen op de glooiingen en een mistig laagjeslandschap creëren. Maar het hoogteverschil is ook praktisch om het landschap te benaderen vanuit een ander standpunt en vanop de top van een heuvel in te zoomen op details in de omgeving. Denk bijvoorbeeld aan een kerktoren die boven het landschap uitsteekt, een eenzame boom te midden de golvende graanvelden of de kleurrijke reflecties van een herfstlandschap. De mogelijkheden zijn eindeloos.
f/8.0, 1/13 sec, ISO 400, 290 mm op fullframe
Naast heuvelachtige landschappen is een telelens ook ideaal om in een bosomgeving te fotograferen. Een bos is vaak chaotisch. De afwisseling van bomen, omgevallen boomstammen en allerlei struiken en ondergroei maken een bos onoverzichtelijk. Een tele helpt om structuur te creëren in zo’n rommelige omgevingen. Door in te zoomen en slechts een deel van het bos te laten zien, wordt het beeld rustiger en overzichtelijker.
Wildlife fotografie wordt vaak geassocieerd met zware telelenzen gecombineerd met converters om het onderwerp zo beeldvullend mogelijk in beeld te brengen. Maar je kunt het onderwerp ook van minder dichtbij fotograferen en wat meer van de omgeving laten zien. Een telelens zoals bv. een 70-200mm of een 100-400mm laat je toe om een combinatie te maken van landschappen en wildlife en het dier in zijn omgeving te fotograferen. Zo laat je wat meer van het biotoop van het onderwerp zien en vertel je een echt verhaal. Bovendien is het ook de ideale manier om het beeld wat extra sfeer te geven, omdat je bijvoorbeeld ook wat mist of een kleurrijke zonsopgang in het beeld kunt betrekken.
Durf ten slotte te experimenteren. Doorgaans fotografeer je landschappen met veel scherptediepte, maar met een telelens kan je daar af en toe eens een uitzondering op maken. Door een lager standpunt in te nemen en doorheen de vegetatie te fotograferen, kan je met beperkte scherptediepte een natuurlijk kader rondom het onderwerp creëren. Deze techniek wordt vaak toegepast bij wildlifefotografie, maar je kunt die dus ook toepassen op allerlei landschappen.
f/6.3, 1/60 sec, ISO 400, 360 mm op fullframe
Tele boven groothoek
Ik hoop dat met dit artikel duidelijk is geworden dat een groothoek niet altijd de beste keuze is voor landschapsfotografie. In tegendeel: ik zou naast een standaardlens eerst investeren in een telelens, omdat je daarmee veel meer mogelijkheden creëert. Heb je er eentje op zak? Ga dan op pad met dit lijstje in gedachten:
- Houd de foto rustig, zoom in op het landschap en geef het onderwerp alle aandacht.
- Besteed aandacht aan stabiliteit en techniek, maar laat ook je verbeelding spreken.
- Maak sprekende beelden die de essentie van het landschap weergeven.
f/4.8, 1/320 sec, ISO 400, 130 mm op fullframe
Toplocaties voor tele landschappen
- Vlaamse Ardennen: het heuvelachtige karakter van deze streek maakt het de plaats bij uitstek om landschappen met de telelens te fotograferen. Ga postvatten op één van de heuveltoppen en fotografeer de lagen en details in het landschap.
- Heuvelland: tussen Poperinge, Ieper en de Franse grens vind je de West-Vlaamse tegenhanger van de Vlaamse Ardennen. Ook deze landelijke streek is ideaal om aan de slag te gaan met een tele.
- Voerstreek: in het oosten van ons land vinden we de Voerstreek die zich over de taalgrens verderzet als het Land van Herve en verderloopt tot in de Nederlandse provincie Limburg. Fotografeer er de glooiende weilanden omzoomd met hagen en houtkanten, de valleien bezet met bloeiende fruitbomen en de pittoreske kerktorentjes die er bovenuit steken.
- Gaume: in het uiterste zuiden van ons land vinden we de Gaume. In dit zonnigste stukje van België krijg je nog een goed idee van hoe Vlaanderen er een vijftigtal jaar geleden uitzag. Geniet er van de zuidelijke sfeer en de uitgestrekte vergezichten.
- Bouillon: in de streek van Bouillon heeft de Semois het landschap diep uitgesleten, waardoor enorme hoogteverschillen zijn ontstaan. Ontdek het prachtige reliëf van de streek en fotografeer er de mistige valleien en heuvels vanop de rotskliffen.
Wil je beter leren fotograferen?
Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).
Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.