In het derde deel van onze workshop over kleurbeheer tonen we hoe je datgene wat je op je beeldscherm ziet laat overeenkomen met wat er op je afdruk staat.

In het derde deel van onze workshop over kleurbeheer tonen we hoe je datgene wat je op je beeldscherm ziet laat overeenkomen met wat er op je afdruk staat.
Heel vaak wordt mij gevraagd of ik een printer kan ‘afstemmen’ op een beeldscherm. Ook in sommige profileringssoftware vind je diezelfde uitdrukking terug: match my printer to my display.Telkens moet ik dan antwoorden: “Helaas, dat kan ik niet, tenzij je printer met lichtgevende inkt afdrukt.” Inkt op papier is iets anders dan pixels op een scherm.
Omdat we een printer niet kunnen afstemmen op het beeldscherm, gaan we omgekeerd te werk. We kijken op ons beeldscherm wat de printer met onze kleuren zal doen. Dat kan door een printerprofiel te gebruiken: een tabel waarin staat welke kleuren onze printer op een bepaalde papiersoort kan afdrukken en hoe de printer die kleuren produceert. Een printerprofiel zorgt er ook voor dat de vertaling van de kleuren bij het afdrukken op de juiste manier gebeurt.
Hoe scherm en afdruk overeen laten stemmen?
In de vorige artikels (deel 1 en deel 2) hebben we gezien dat je jouw werkomgeving in een gestandaardiseerde en controleerbare toestand moet brengen. Dat kan je door in je bureau de juiste grafische verlichting te gebruiken en je beeldscherm af te stemmen op die verlichting, dus te kalibreren.
Bij printers ligt de zaak een beetje anders. Je kan bij de gewone thuisprinter niet veel veranderen aan de fabrieksinstellingen. Daardoor kan je niet veel verkeerd doen, maar je mist wel de mogelijkheid om je printer zelf bij te stellen.
Je kan er wel voor zorgen dat de inkt altijd even goed door de printerkop komt. En dat is nu bij sommige niet-originele inkten vaak een probleem. Door hun slechte samenstelling kan het gebeuren dat er bij de ene afdruk zeer weinig inkt doorkomt en bij de volgende zeer veel. Soms kan de inkt zelfs de printerkop volledig verstoppen, wat zorgt voor extra kosten. Daarom is voor de serieuze fotograaf het gebruik van imitatie-inkten ten zeerste af te raden.
Wat is een PostScript-RIP?
Als je een grootformaatprinter hebt, dan beschik je soms over een PostScript-RIP. Dat is speciale software die alle kleuren eerst omrekent naar een afdrukbaar CMYK-beeld en die dan dat beeld zonder verdere omweg naar de printer stuurt. De printer hoeft bijgevolg niets anders te doen dan af te drukken.
Als je zo’n RIP hebt, kan je via zogenaamde bijstelcurves je inkttoevoer bijregelen. Maar je moet dan ook beschikken over professionele meetapparatuur, anders heb je totaal geen controle over het resultaat. In veel grafische bedrijven wordt nog met een RIP gewerkt om drukproeven te maken, maar het is tegenwoordig niet meer absoluut noodzakelijk.
Als je op de juiste manier te werk gaat, kan je op een gewone printer hogekwaliteits fotoafdrukken maken, maar ook vrij nauwkeurige drukproeven. Voor louter fotowerk is een RIP niet meteen aan te raden, omdat je dan bij veel printers het kleurbereik al flink beperkt.

Waar haal je een printerprofiel?
Bij de nieuwste printers worden tegenwoordig al veel printerprofielen meegeleverd. Deze profielen worden bij de installatie van de printersoftware al meteen in de juiste map geplaatst en automatisch gebruikt wanneer je een foto afdrukt. Meestal worden alleen voor de duurdere merkpapieren profielen meegeleverd. Sommige papierfabrikanten stellen op hun website printerprofielen beschikbaar. Je kan deze vrij downloaden en gebruiken als je over de juiste printer beschikt.
In Windows 7 of in Mac OS X worden via het ingebouwde kleurbeheer de printergebonden profielen automatisch geselecteerd wanneer je in het printerstuurprogramma de overeenkomende papiersoort kiest. Dat levert tegenwoordig zeer goede afdrukken op. Als je daarentegen profielen van andere papierfabrikanten hebt afgehaald, worden deze niet automatisch aan de papierinstelling gekoppeld en moet je ze handmatig selecteren.
 

Bij elke papiersoort hoort een aangepast profiel.
 
Hoe printerprofielen maken?
Je kan ook je eigen printerprofielen maken. Dat vergt een kleine tot grote investering, afhankelijk van de kwaliteit die je verlangt. Met apparaten die alleen bedoeld zijn voor schermkalibratie, ook colorimeters genoemd, kan je geen printerprofielen maken omdat die alleen het uitgestraalde licht van een scherm en niet het gereflecteerde licht van een afdruk kunnen meten.
Je hebt een fotospectrometer nodig zoals de Xrite ColorMunki Photo (of Design) en de Eye-One XT. In de Spyder-reeks kan je ook de Spyder 3 Studio SR gebruiken, een pakket waarin zowel een schermkalibrator als een fotospectrometer zit. Als je al een kalibrator hebt kan je de Spyder 3 Print SR ook apart aanschaffen.
Hou er rekening mee dat elke papiersoort een eigen profiel nodig heeft. Als je vaak van papier verandert, of je hebt veel papiersoorten in huis, dan is de investering in een fotospectrometer zeker verantwoord.
Verder zijn er nog een aantal softwarematige oplossingen, waarbij je eerst een testkaart moet afdrukken en die dan via de scanner inleest. De kwaliteit van die profielen is erg afhankelijk van de kwaliteit van de scanner. Met een high-end scanner kan je nog behoorlijke profielen maken, maar met een goedkoop apparaat uit het warenhuis kan je het wel vergeten.
Tenslotte kan je ook een printerprofiel laten maken. Weliswaar tegen betaling, maar als je slechts één of twee papiersoorten gebruikt is dat vaak nog de goedkoopste oplossing.
Waarop letten?
Om een profiel te kunnen maken moet je speciale testkaarten afdrukken. Dat kan meestal vanuit de software van de fotospectrometer zelf. Als je zelf geen meetapparaat hebt, kan je testkaarten van het internet afhalen. Je kan deze kaarten afdrukken vanuit verschillende applicaties, maar niet vanuit Lightroom, omdat je daarin nooit het kleurbeheer volledig kan uitschakelen.
Bij het afdrukken van testkaarten is het namelijk belangrijk dat je alle eventuele kleuraanpassingen in de printerdriver uitschakelt: alleen zo gebruik je het volledige kleurbereik van je printer. Let ook op dat je de testkaarten niet vergroot of verkleint, anders kunnen ze misschien niet meer opgemeten worden. Noteer goed welke instellingen je in het printerstuurprogramma gebruikt hebt, zodat je ze later gemakkelijk terug kan oproepen (je kan ze ook opslaan).
Voor je begint, moet je nakijken of er nog voldoende inkt in de inkttanks zit. Een testkaart waarop halverwege één kleur ontbreekt is totaal onbruikbaar. Controleer ook of alle spuitmondjes van de printkop volledig functioneren. In je printerstuurprogramma zit daarvoor een speciaal hulpprogramma dat een lijntjespatroon afdrukt. Als dat patroon gaatjes vertoont, moet je de printerkop reinigen en opnieuw een patroon afdrukken tot alles perfect is. Bij goedkope namaakintkten kan het zelfs gebeuren dat je na herhaald reinigen nog steeds geen volledig intact lijntjespatroon hebt.
Kleuren meten
Als je kaarten afgedrukt zijn, zal je zien dat ze veel donkerder zijn dan de kleuren die je op het scherm ziet. Dat is geen probleem. Omdat je een printer niet op het beeldscherm kan afstemmen, is het net de bedoeling dat we opmeten wat nu precies de afwijking is tussen beeldscherm en afdruk. Laat de kaarten rusten tot ze helemaal droog zijn. Bij oudere printers kan dat 24 uur duren. Moet je de testkaarten opsturen, laat ze dan ook drogen en verpak ze zo dat ze niet gekreukt kunnen worden. Daarna meet je de kleuren van de afdruk met je fotospectrometer.
 

De fotospectrometer meet welke kleuren de printer heeft afgedrukt.
 
Afhankelijk van het apparaat dat je gebruikt kan je één of meerdere testkaarten afdrukken. Bij de ColorMunki Photo of Design móet je twee testkaarten afdrukken, maar je kan de tweede pas afdrukken wanneer de eerste opgemeten is. Dat maakt dat je met dat apparaat alleen printerprofielen kan maken van de printer die op je computer aangesloten is.
Wanneer je testkaarten opgemeten zijn, beschik je over een profiel voor het papier waarop je de testkaart afdrukte. Als je de profielen zelf maakt, worden ze door de profileringsoftware meteen in de juiste systeemmap opgeslagen en kan je ze in alle programma’s die kleurbeheer ondersteunen gebruiken. Heb je extern profielen laten aanmaken, dan zal je ze zelf in de juiste map moeten plaatsen.
In Windows volstaat het om met de rechtermuisknop op het pictogram van het profiel te klikken en het menu-item Profiel installeren te kiezen. Maar je kan het profiel ook zelf in de map c:WindowsSystem32SpoolDriversColor plaatsen. Op de Mac heb je de keuze tussen twee mappen: Macintosh HD/Bibliotheek/Colorsync/Profiles (dan zijn ze voor alle gebruikers beschikbaar) of (gebruiker)/Bibliotheek/Colorsync/Profiles (dan zijn ze alleen voor de aangemelde gebruiker beschikbaar).
 
 
 
Hoe gebruik je een printerprofiel?
Als je een printerprofiel op de juiste manier aangemaakt hebt en in de juiste map geplaatst, dan kan je het gebruiken in alle programma’s die kleurbeheer ondersteunen.
In Windows 7 geef je bij het printerkleurbeheer aan welk profiel standaard moet gebruikt worden als je afdrukt. Mac beschikt al jaren over het hulpprogramma Colorsync, waarin je het kleurbeheer volledig uit handen geeft. Je kan aan elk apparaat de nodige kleurprofielen koppelen, zodat je er eigenlijk verder geen omkijken meer naar hebt. Werk je met de ColorMunki Photo, dan kan je via de appsetter instellen welk profiel als standaard printerprofiel gebruikt moet worden wanneer je afdrukt vanuit de ondersteunde programma’s.
Helaas werken voorgaande methodes niet altijd goed. Ze zijn eigenlijk alleen maar nuttig als je slechts één papiersoort gebruikt. Zo niet dan moet je om de haverklap in je systeem duiken om een ander profiel als standaardprofiel aan te duiden, wat niet echt bevorderlijk is voor de efficiëntie. Als je écht volledige controle over je kleuren wil hebben dan kan je het best softproofing gebruiken. Daarmee maak je als het ware een proefdruk op het scherm.
Softproofing
Softproofing zorgt ervoor dat de kleuren die je op je (gekalibreerde!) scherm ziet overeenkomen met de kleuren op de afdruk. Je kijkt als het ware op het scherm naar wat er uit je printer komt. Nu kan je, indien je dat wenst, correcties aanbrengen aan je foto’s, helderheid, contrast, kleur, verzadiging enzovoort. Zolang je softproofing ingeschakeld is, hoef je niet te vrezen dat je kleuren zal maken die niet afdrukbaar zijn.
 

Een softproof toont op het scherm hoe de afdruk eruit zal zien.
 
Om softproofing te gebruiken, moet je fotobewerkingsprogramma die functie ondersteunen. Software die door de camerafabrikanten wordt meegeleverd beschikt helaas niet altijd over die ene noodzakelijke functie. Ook in de Windows Verkenner is deze mogelijkheid niet aanwezig.
Op Mac heeft het programma Voorvertoning wel een softproofing vanaf Snow Leopard (Mac OS X 10.6). Adobe Photoshop Elements en Adobe Lightroom hebben geen softproofing, maar de grafische programma’s in de Adobe Creative Suite (alle versies) wel. Het afdrukvoorbeeld in het printerstuurprogramma is geen softproofing! Bij sommige printers moet je zelfs vermijden om deze functie te gebruiken, omdat ze het hele kleurbeheer overhoop haalt.
Je moet in je proefdrukinstelling altijd het kleurprofiel gebruiken van het papier waarop je gaat afdrukken. Met de rendering intent bepaal je op welke manier je kleuren omgerekend worden.
Als je relatief colorimetrisch met zwartpuntcompensatie gebruikt, worden alle kleuren die binnen het kleurbereik van je printer zitten ongewijzigd doorgestuurd; kleuren die niet binnen het kleurbereik vallen worden zo omgerekend dat ze visueel heel nauw aansluiten bij de oorspronkelijke kleur.
Afdrukken
Als je tevreden bent over je foto kan je hem afdrukken. In het afdrukvenster van je programma moet je hetzelfde printerprofiel en dezelfde rendering-instellingen gebruiken als in je softproofing. In het printerstuurprogramma moeten alle instellingen hetzelfde staan als toen je de testkaarten afgedrukt hebt.
Als je afdruk klaar is, laat je hem het best ook weer even liggen voor je hem gaat vergelijken met je beeldscherm. Wanneer je afdruk donkerder lijkt dan het beeld op je scherm, kan je er zeker van zijn dat je scherm te helder staat. Kalibreer dan je scherm naar een lagere luminantie of zorg dat je beoordelingslicht dichter bij je werktafel hangt.
Als je je aan deze regels houdt, heb je de kleuren onder controle. Je kan vanaf nu alle correcties probleemloos op je beeldscherm uitvoeren en je zal steeds afdrukken krijgen die aan je verwachtingen voldoen.
Bij het afdrukken kies je het printerprofiel en de afdrukinstellingen.
Onthoud
De belangrijkste onderdelen van goed kleurbeheer zijn:
– een stabiele en controleerbare werkomgeving met grafisch licht;
– een goed gekalibreerd beeldscherm, dat afgestemd is op de werkomgeving;
– kleurprofielen van alle papiersoorten waarop je vaak afdrukt;
– software die softproofing ondersteunt, zodat je al op voorhand kan zien wat je afdruk zal worden;
– consequent het juiste printerprofiel gebruiken bij het afdrukken.
[extern_gallery urls=”http://cdn.minoc.com/zd_images/2012/14/118870_1.jpg||http://cdn.minoc.com/zd_images/2012/14/118870_2.jpg||http://cdn.minoc.com/zd_images/2012/14/118870_4.jpg||http://cdn.minoc.com/zd_images/2012/14/118870_5.jpg||http://cdn.minoc.com/zd_images/2012/14/118870_6.jpg||http://cdn.minoc.com/zd_images/2012/14/118870_7.png” caption=”||Bij elke papiersoort hoort een aangepast profiel.||Een softproof toont op het scherm hoe de afdruk eruit zal zien.||Bij het afdrukken kies je het printerprofiel en de afdrukinstellingen.||Bij het afdrukken kies je het printerprofiel en de afdrukinstellingen.||De fotospectrometer meet welke kleuren de printer heeft afgedrukt.”]

Advertentie



Wil je beter leren fotograferen?

Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).

Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.