Met deze zes criteria kan je jouw eigen foto's kritisch leren beoordelen en betere foto's leren maken als fotograaf.
Het eerste enthousiasme voor een nieuw beeld kan na een tijdje plaatsmaken voor vragen. Is dit wel een goede foto? Wat zullen anderen er echt van vinden? Kan ik de foto zo aan iemand tonen, of moet ik er meer uit halen met bewerking? Is een andere opname in de reeks niet beter? Het is goed dat je jezelf die vragen stelt. Misschien vraag je je ook wel eens af of er een checklist bestaat voor de kwaliteit van je foto. Je bent vast niet de enige! Je foto aanbieden op een internetforum of in de fotoclub voor feedback is een idee, maar doe dat niet te vroeg. Leer eerst zélf je beelden goed te bekijken voordat je ze toont aan een publiek. In dit artikel leggen we uit waarom. Je wordt namelijk een betere fotograaf als je weet wat een foto nou eigenlijk interessant maakt voor het menselijke oog.
Het probleem van het beoordelen van eigen beelden heeft om te beginnen te maken met de kick van het fotograferen. Een beslissend moment vangen voelt tijdens het indrukken van de ontspanknop misschien veel spannender dan de foto die er het resultaat van is. Na een paar maanden bekijk je die aanwinst nog eens met frisse ogen, en kun je jezelf buiten de opwinding of de context van de opname plaatsen. De omgekeerde situatie kan zich ook voordoen. Misschien vind je een eerder genegeerd beeld plots heel bijzonder en vraag je je af waarom je de foto over het hoofd hebt gezien. Laat je beelden daarom altijd even rijpen, beoordeel ze later nog een keer. Een foto heeft meerdere aspecten die je niet meteen ziet.

Ook je hart kan je in de weg zitten. Heb je bijvoorbeeld een speciale band met je onderwerp, dan ben je wellicht trots op wie of wat je hebt gefotografeerd, en heb je minder goed nagedacht over hoe je dat eigenlijk hebt gedaan. Waarmee we al meteen de twee belangrijke pijlers van fotobeoordeling benoemen: wát breng je over, en hóé doe je dat? Voor een sterke foto moet je aan beide hebben gedacht, en beide moeten goed zijn uitgewerkt.
We gaan er voor dit artikel van uit dat je de technische beginselen – het hoe – redelijk beheerst. Scherpte, contrast, belichting en kleur van je beeld zijn in orde. Ook weet je dat je voor een interessante compositie je onderwerp beter niet pal in het midden van het beeld zet, maar op een kruising van twee lijnen volgens de regel van derden. Vervolgens wordt belangrijk wát je hebt gefotografeerd. Vooropgesteld dat je beeld technisch goed genoeg is, maak je daar namelijk het verschil mee.
De 6 criteria van voortreffelijkheid
Natuurlijk gaat het er bij fotograferen in je vrije tijd in de eerste plaats om dat jij gelukkig moet zijn met je foto. Dat geluk kun je al een handje helpen met een beetje kennis over wat beelden interessant maakt. Dit laatste is voor iedereen anders, uiteraard. Maar kunsthistorici hebben erover nagedacht of daar grote lijnen in te ontdekken zijn. Zij deden dat om foto’s verantwoord te kunnen beoordelen, en we kunnen daar zeker iets van leren. Nee, er bestaat geen meetapparaat of waterdichte checklist voor de kwaliteit van een foto. Toch zijn er modellen ontwikkeld voor de waardering ervan. Die zijn in principe bedoeld voor de criticus, maar zoals we zullen laten zien kunnen we er als fotografen ons voordeel mee doen.
Een nadeel van deze modellen is dat ze misschien nog onrijp zijn. De fotografie is namelijk nog te jong voor een goed doorontwikkelde theorie over de esthetiek in een beeld. Kunsthistorici zijn pas laat aandacht gaan besteden aan de evolutie van de fotografie als artistieke vorm. Maar schept de fotografie wezenlijk andere esthetische verwachtingen van de kijker dan bij de oudere kunstvormen? Nee, de behoeften komen bij alle visuele presentaties opvallend overeen, zeggen de kunstcritici. Daarom zijn de belangrijkste factoren die het succes van een foto bepalen in wezen dezelfde als die van tekeningen of schilderijen. Het oog weet wat het wil.
Om vast te stellen wat een geweldige foto onderscheidt van een goed exemplaar hebben kunstcritici zes criteria van voortreffelijkheid vastgesteld. Die worden ook de zes continua genoemd, oftewel de zes schalen. Deze schalen lopen van minimale kwaliteit (laag) naar maximale kwaliteit (hoog). Bijhorende getallen of rapportcijfers zijn er niet. Immers, meer dan een letterlijk meetmiddel zijn deze continua omschrijvingen van kwaliteitsfactoren van een fotografisch beeld. Als fotograaf kun je er heel concrete vragen uit afleiden voor de beoordeling van je eigen beeld. Enkele voorbeeldvragen hebben we al voor je bedacht en geformuleerd onder aan de beschrijving van elke schaal. Maar je kunt de schalen ook zelf interpreteren en er je eigen vragen bij bedenken.
De eerste twee schalen benadrukken nog de technische kwaliteit van een beeld. Vanaf schaal drie komt je creativiteit aan bod. Scoor je hoog op een van deze schalen, dan mag je al concluderen dat je een interessant beeld hebt gemaakt. Hoe meer schalen je beheerst, hoe beter. Presteert je beeld op alle zes fronten goed, dan heb je een meesterwerk afgeleverd!
Criteria 1: van oppervlakkig naar diep
Het gaat hier niet om scherptediepte maar om iets heel anders: het volume van de vormen in je beeld. Hebben de vormen geen volume, dan voelt je beeld oppervlakkig, dun of licht aan. Meestal spreken we dan van een ‘platte foto’. Vormen en objecten in je beeld moeten massa of gewicht hebben, dat geeft een fotografisch beeld diepte. En diepte is wat een mens altijd verwacht te zien – door onze twee ogen die ons dieptezicht geven.
Met andere woorden, als fotograaf moet je in staat zijn om driedimensionale volumes te scheppen. Dat kan ook worden bereikt met verschillende lichtgradaties. Iets van deze dieptekwaliteit behoort in elke foto te zitten, of het nu gaat om een studioportret, een landschapsbeeld of een sportfoto.

De vragen die je jezelf stelt: Heeft mijn foto genoeg dieptewerking? Heb ik bijvoorbeeld een origineel standpunt gekozen, of zonder nadenken vanuit ooghoogte gefotografeerd? Zit er perspectief in mijn beeld? Toon ik vormen met volume of massa?
Criteria 2: van optisch naar tastbaar
Met fotografie verbeeld je de werkelijkheid vanuit een visueel standpunt. De realiteit breng je over met de ‘voelbaarheid’ van materie of vormen. Dat doe je in principe met detail en lichtgradaties. Een schilder heeft het voordeel dat hij met een kwast tot in de perfectie lichten en schaduwen kan toevoegen. Dat kan je met Photoshop ook allang, maar dan moet er wel voldoende optisch detail in je originele beeld zitten. Daarom is een goede fotograaf altijd op zoek naar de optimale balans tussen licht en donker, om zo de visuele feiten en textuur in het beeld te bewaren.
Te veel detail toevoegen, bijvoorbeeld met high dynamic range (HDR), is gevaarlijk. Te sterke manipulatie maakt het beeld artificieel, non-fotografisch. Een goede foto voelt toch als het product van het zien. Met andere woorden, de voelbaarheid van een beeld moet van oorsprong fotografisch zijn. Kijkers knappen snel af op onnatuurlijke effecten.

Vragen aan jezelf: Heeft mijn beeld overal voldoende detail en zit er een spel van licht en donker in? En heb ik het onderwerp daarmee realistisch overgebracht en praktisch voelbaar gemaakt?
Criteria 3: van patroon naar idee
Een foto die helemaal is gewijd aan een puur patroon is een alledaagse prestatie voor een camera. Simpelweg patronen vastleggen, of beter gezegd alleen techniek etaleren, wordt al snel fotografische kitsch. Willen beelden onze aandacht behouden, dan moeten ze iets betekenen. Anders kijken we slechts naar een leeg ornament, dat we snel weer vergeten.
Blijf dus altijd op zoek naar een betekenis of een nieuw idee. Patronen in bijvoorbeeld de natuur of industrie zijn esthetisch interessant wanneer de fotograaf natuurlijke processen ontdekt en toont, of het ingrijpen van de mens daarin. Of als hij zelf een compositie schept van motieven die hij aantreft.

Vragen aan jezelf: Toon ik meer dan techniek? Misschien probeer ik alleen aan verwachtingen te voldoen, maar ontbreekt het aan een eigen idee? En: zit er een lijnen- of kleurenspel in mijn beeld waar de toeschouwer naar kan blijven kijken?
Criteria 4: van deel naar geheel
Met een camera vang je slechts een fragment, maar toon je liefst iets veel groters. Je selecteert een deel, iets onvolledigs, maar doet dat zodanig dat de kijker gelooft dat wat hij ziet een afgewerkt geheel is. Goede fotografen selecteren het belangrijke kenmerk van een onderwerp, en kaderen dat onderwerp zo in dat het deel uitmaakt van een apart universum, dat je als het ware ook ziet. Het essentiële detail kiezen is daarbij natuurlijk cruciaal. Belangrijk is dat de kijker de totaliteit van een situatie voelt wanneer hij slechts een deel ziet. Daarbij geldt ook voor de fotograaf dat hij de kunst van het weglaten goed moet beheren.

Vragen: Toon ik het wezenlijke en niet meer dan dat? Zitten er geen storende, afleidende elementen of nutteloze vlakken op mijn beeld? Heeft alles wat ik toon zijn functie? Heb ik uiteindelijk een goede compositie gemaakt? Staan de verschillende motieven in mijn foto in balans tot elkaar en heb ik geen essentiële onderdelen afgekapt? Tip: probeer je foto eens in hoofdlijnen na te tekenen. Is het dan nog steeds een evenwichtig geheel?
Criteria 5: van opmerkelijk naar universeel
Met een camera heb je relatief eenvoudig toegang tot het exotische en eigenzinnige. Daarmee voed je de nieuwsgierigheid naar bijvoorbeeld vreemde mensen of bizarre handelingen. Maar je moet meer doen dan groteske zaken vastleggen, het mag niet pervers worden. Blijf altijd op zoek naar de positieve, universele kwaliteiten in mensen wanneer zij lijden, buitengesloten of lelijk zijn.
Deze schaal is vooral relevant voor fotojournalistiek of documentaire fotografie, maar is breder te interpreteren. In de meeste genres is het belangrijk dat je op het beslissende moment afdrukt.

De vragen die je kunt stellen zijn: Waar gaat mijn foto eigenlijk over? Vertel ik een verhaal dat anderen kunnen herkennen? Heb ik daarbij het beste moment gevangen?
Criteria 6: van registratie naar origineel
Een gewone foto vertelt ons wat we hadden gezien als we zelf ter plekke waren geweest. Dat kan heel waardevol zijn, bijvoorbeeld op vakantie. Een originele foto daarentegen toont een frisse ontdekking. Dat betekent dat je bij het maken van de foto op zoek gaat tot je iets nieuws hebt gevonden.
Het is dus niet genoeg voor een fotograaf om er te zijn met een camera, hij moet er zijn als mens. Originele foto’s ontstaan uit een combinatie van alertheid voor het ongebruikelijke – een instinctieve herkenning van beelden die iets nieuws vertellen. Goede fotografen zijn allergisch voor clichés en stereotiepe beelden. Misschien hebben we een voorwerp, plek of situatie al duizend keer gezien, dus een nieuw beeld ervan moet een openbaring zijn.

Vragen: Heb ik een foto die niemand anders heeft gemaakt? Is ze uniek en niet te herhalen? Met andere woorden: heb ik een geheel eigen, originele foto gemaakt?
Wil je beter leren fotograferen?
Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).
Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.