Compositie is een van de belangrijkste elementen in fotografie. Er zijn ontelbare boeken en wetenschappelijke artikels over geschreven.
Of we een foto ‘saai’, ‘mooi’, ‘ indrukwekkend’, ‘ingewikkeld’ of ‘bizar’ vinden heeft veel te maken met hoe we als mensen kijken naar onze omgeving, en dus naar de elementen in een foto. Compositie beschrijft de plaatsing van relatieve elementen in een kunstwerk en is daarmee een belangrijk aspect van goede kunst. Niet alleen voor beeldende kunst zoals fotografie of schilderkunst, maar ook voor muziek, dans, literatuur en vrijwel elke andere vorm van kunst.
Een compositie kan uit veel verschillende elementen bestaan, of uit slechts een paar. Het is hoe de kunstenaar die dingen in een kader plaatst waardoor een foto min of meer interessant wordt voor de kijker. Een goede compositie vraagt om een goede balans. Een goede compositie kan helpen om zelfs van de saaiste onderwerpen in de meest eenvoudige omgevingen een meesterwerk te maken. Aan de andere kant kan een slechte compositie een foto volledig verpesten, hoe interessant het onderwerp ook is.
Van Plato naar Gestalt
Regels of wetten over compositie bestaan al eeuwen. Al in de oudheid werd getracht om de technieken waarom iets goed overkwam of ‘mooi’ gevonden werd in regels of wetten te gieten. In de renaissance kregen die wetten grotere aandacht. Deze technieken en regels gebruiken we nu nog altijd. Dat is logisch, want ze zijn universeel menselijk.
Met de opkomst van de psychologie ontstond een aparte tak; de Gestalt- of waarnemingspsychologie. Die onderzocht hoe mensen de wereld rond zich waarnemen. Hierover zijn stapels papier geschreven, dus ik hou het bij enkele ontdekkingen ervan als voorbeelden.
- Mensen zijn geneigd om losse delen als één groep te zien bij gelijkaardige kenmerken zoals vorm of grootte.
- Afhankelijk van de context en de verwachtingen zien we iets anders.
- Bij een overdaad aan elementen zijn we geneigd ze op te delen in ‘logische’ groepen.
Hoe we een foto bekijken zal dus voor veel mensen ongeveer gelijk zijn. De compositorische elementen zijn immers voor ieder van ons gelijk; we zien hetzelfde, rekening houdende met de wetten van de Gestaltpsychologie (mits wat interculturele verschillen). Een goede fotograaf zal zodanig spelen met al die elementen om de kijker te geleiden in de foto.
Waar een schilder echter de vrijheid heeft om zijn compositorische elementen te schikken zoals hij wil of de realiteit aan te passen, is dat voor een fotograaf niet altijd mogelijk of wenselijk. Een landschapsfotograaf kan die boom niet iets meer links plaatsen (of je moet in Photoshop willen gaan prutsen). Een foodfotograaf zal echter veel tijd steken in haar stilleven om de juiste compositie te krijgen. De reportagefotograaf kan niet vragen om die scéne nog eens na te spelen met die ene persoon meer achteraan in beeld. We zijn, afhankelijk van onze type fotografie, in meer of mindere mate meester over de omstandigheden en de mogelijkheid tot aanpassen van onze compositie. Het is nodig om inzicht te krijgen in hoe je goede composities maakt. Dit in het geval je veel tijd hebt, als op een fractie van een seconde. Afhankelijk van welk boek over compositie je leest, krijg je een andere opdeling van compositietechnieken. Ik pik er naar mijn eigen ervaring en interesse enkele uit om met je te delen.
Techniek 1: Eenvoud
De makkelijkste manier om het oog van je kijker te geleiden en je boodschap over te brengen is eenvoud. Bijvoorbeeld door een duidelijk afgebakend en zichtbaar onderwerp tegen een neutrale achtergrond. Of de focus leggen waar je wil dat de kijker eerst kijkt en de rest laten opgaan in onscherpte. Ook het beperken van beeldelementen (één object in plaats van meerdere) schept eenvoud. Hoe meer elementen je foto bevat, hoe moeilijker ‘leesbaar’ die wordt. Je zal dan zeker moeten spelen met al de andere technieken hieronder om het oog van je kijker te leiden.
Techniek 2: Symmetrie en asymmetrie
Google eens ‘Wes Anderson Centered’ en leer van de meester van de symmetrie. Symmetrie zorgt voor een rustige, aangename en makkelijk leesbare foto. Het wordt veel gebruikt in architectuur- en abstracte fotografie. Alles is bijna letterlijk mooi in balans. Ook portretten in symmetrie zijn heel krachtig. In landschapsfotografie is een reflectie dan weer een voorbeeld van symmetrie. Het is best moeilijk om een symmetrische foto te maken: een kleine afwijking kan het gevoel van perfectie teniet doen.
Asymmetrie doet uiteraard net het tegenovergestelde. Door één of meerdere elementen uit balans te trekken, krijgen die meer aandacht en krijgt de foto meer dynamiek. Je kan ook asymmetrische balans creëren: dat doe je door een even ‘zwaar’ element, dat bijvoorbeeld van vorm of kleur verschilt, te plaatsen tegen het andere element.
Techniek 3: Gulden snede en de regel van derden
De gulden snede is in de esthetica de bekendste manier om een beeldvlak in te delen zodat het beeld mooi zou ogen voor onze ogen. Al in kunstwerken in de oudheid (van architectuur tot schilderkunst), en zeker vanaf de renaissance, vinden we deze verdeling terug. Het principe is in feite wiskundig en gebaseerd op de getallenreeks van Fibonacci. Het verdeelt een vlak in vierkanten die elk een verhouding van 1,618 hebben ten opzichte van het andere. Zo draaien ze in elkaar zoals een schelp. Dat zou ook de richting zijn die onze ogen het makkelijkst volgen om een beeld te lezen. Er zijn talloze voorbeelden van kunstwerken die gebruik maken van de gulden snede (de Mona Lisa van Da Vinci, de verhouding tussen God en Adam in de Sixtijnse kapel, enz.) maar ook in alledaagse zaken (de zijbalk in een website bijvoorbeeld) en zeker in de natuur (zonnebloempitten zitten gedraaid volgens de spiraal en de fibonaccireeks) vind je ze terug.
Hoe gebruik je dit in je fotografie? Zet datgeen wat het meeste aandacht moet krijgen in je foto op het einde van de spiraal. Zorg ervoor dat je andere lijnen vloeiend lopend naar dat punt. Ogen in een portret, een personage in een landschap, een handeling of actie, … Omdat die gulden snede niet eenvoudig te berekenen is, werd er een alternatief gevonden; de regel van derden. Die verdeelt je beeldvlak in drie kolommen en drie rijen. Mensen kijken het eerst naar de elementen die zich op die lijnen bevinden. Ze vinden die elementen dan ‘op hun juiste plek’ of ‘in balans’ staan. Plaats de enige boom in je landschap op de linker- of rechterzijde van je foto, pal op zo’n lijn, en je horizon op de bovenste horizontale lijn. Wil je echt scoren, dan plaats je de belangrijkste elementen knal op de snijpunten van die lijnen. Daar staan ze in de meeste gevallen het mooist. De regel van derden benadert zo de perfectie van de gulden snede.
Techniek 4: Looplijnen
Looplijnen in je foto (ook perspectieflijnen, leidende lijnen of leading lines in het Engels genoemd) zorgen ervoor dat het oog automatisch getrokken wordt naar een specifiek punt. Een klassiek voorbeeld is een treinspoor dat wegloopt in de verte; je volgt met je ogen de rails tot ze samenkomen. Maar je kan ook looplijnen creëren met schaduwen of lijnen in de natuur. Dit is een van de meest gebruikte en meest effectieve technieken om betere beelden te maken.
Techniek 5: Kijkrichting
Ben je een portretfotograaf, dan moet je deze techniek kennen en gebruiken. De positionering van je model op de foto (aan de linker- of rechterkant) en welke richting ze uitkijkt is van groot belang. We vinden namelijk dat iemand die naar rechts kijkt optimistischer en daadkrachtiger is dan iemand die naar links kijkt. Naar rechts kijken is immers naar de toekomst kijken, naar links is melancholisch terugkijken naar het verleden. Omhoog kijken is krachtiger dan ingetogen naar beneden kijken.
Daarnaast moet je op de foto plaats laten om de kijkrichting van je model te volgen. Je kan dus beter niet je model links op de foto positioneren én ze links laten kijken, want dan kijkt zij, en de kijker met haar, onmiddellijk het beeld uit. Dat vinden we niet prettig. We willen de kijklijn even kunnen volgen, ook al is er niets te zien. De kijkroute is dan weer het pad dat onze eigen ogen volgen doorheen de foto. Van het meisje met het ijsje naar de hond naar de auto en weer terug. Dat kan voor iedereen wat verschillen, maar een goede fotograaf probeert die elementen sowieso te bespelen in zijn compositie.
Techniek 6: Framing
Ook weleens kader of doorkijkje genoemd. Je creëert een extra kader (of frame) in je foto, dat het eigenlijke onderwerp omgeeft. Een typisch voorbeeld is van de ene kamer naar de andere kamer fotograferen en de deurlijst mee in beeld nemen. Zo krijgt je model een extra omlijsting rond zich. Dat helpt het oog in te zoomen op het onderwerp en het geeft wat context mee, wat de interpretatie van een foto alleen maar kan bevorderen.
Techniek 7: Oneven aantallen
Interieurfotografen zullen precies weten waarover ik het heb. Onze hersenen vinden elementen in oneven aantallen blijkbaar meer in balans dan even aantallen. Drie kaarsen op een rij of vier? Het wordt zeker een betere foto met drie kaarsen. Vier bruidsmeisjes met de bruid is beter dan enkel de vier bruidsmeisjes.
Die oneven aantallen veroorzaken een grotere stimulans voor onze blik om door de foto te dwalen. Even aantallen zorgen voor een te eentonige foto waarin niets meer te ontdekken valt. Eens voorbij zeven wordt het trouwens moeilijk om te tellen en verdwijnt dit effect. Heb je toch een situatie waarin je een even aantal moet fotograferen, maak dan gebruik van asymmetrie. Zet drie personen samen links in beeld en eentje rechts. Zo heb je én oneven aantallen én asymmetrie, wat de blik van de ene kant naar de andere kant van de foto doet gaan.
Techniek 8: Camerastandpunt
Net als met looplijnen is het gebruik van een bepaald camerstandpunt een makkelijke manier om je compositie te wijzigen en de interpretatie van je foto te beïnvloeden. Afhankelijk van hoe hoog je camera zich bevindt ten opzichte van je onderwerp geef je een bepaalde emotie of interpretatie mee.
Houd je je camera laag bij de grond en kijk je omhoog naar je onderwerp, dan noemen we dat kikvorsperspectief. Je onderwerp zal er monumentaal uit zien, krachtig, larger than life misschien. Dit wordt veel gebruikt bij sportmensen en heroïsche poses.
Het tegenovergestelde is vogelperspectief. Je camera bevindt zich (veel) hoger dan je onderwerp. Je verkleint je onderwerp, maakt het schattiger. Maak een foto van je huisdier in beide perspectieven en vergelijk het verschil. Tussen deze beide extremen in spreken we ook nog van tafelperspectief of heuphoogte (circa 70 cm), ooghoogte (circa 1,7 m) en ruiterperspectief (ca 2,5 m). Sommigen spreken ook van grondhoogte of wormperspectief als je echt op de grond ligt met je toestel en een stuk grond mee fotografeert.
Techniek 9: Geometrische vormen
Dit is al een iets moeilijkere techniek en vraagt wat inzicht en oefening. De mens gaat volgens de Gestalt op zoek naar patronen en vormen. Als je je elementen in je foto kan herleiden tot eenvoudige geometrische vormen, dan kan je daarmee spelen om een bepaalde compositie te bekomen. Enkel al de aanwezigheid van één of meerdere van die geometrische figuren zal deze foto er laten uit springen.
Zoek vooral naar driehoeken. Die werken voor onze hersenen het beste. We vinden die blijkbaar mooi en interessant, ons oog wordt erdoor getriggerd en geleid. Daarnaast zijn cirkels een goed idee. Zodra er vierkanten of rechthoeken bij komen, zijn die gebaat met een guldensnedeverhouding.
Je zal vaak zelfs onbewust deze vormen ‘zien’ en composeren in je foto. Het is pas achteraf als je een favoriete foto gaat analyseren dat je zal merken dat die geometrische vormen erin zitten en goed geplaatst zijn. Die vormen spelen zo op ons onderbewuste dat kijkers niet eens kunnen uitleggen waarom ze die foto nu beter vinden dan de andere, maar ze ‘voelen’ het wel. Dit is een van de technieken die echte meesters onder de knie hebben.
Techniek 10: Contrast
Contrast is een super-effectieve techniek om je kijker in je beeld mee te nemen. Het enige wat je hoeft te doen, is zorgen voor een interessante tegenstelling. Dat kan zo eenvoudig zijn als scherp-onscherp, of het contrast licht-schaduw. Plaats een model op straat in hard licht met een achtergrond in strakke schaduwlijnen en hop, je hebt contrast. Onze ogen worden trouwens eerst getrokken naar de lichtste plekken op de foto. Je kan dus met licht letterlijk het oog van de kijker sturen.
Ook kleur werkt fantastisch goed als contrasttechniek. Herlees nog eens het artikel in Shoot 88 over kleuren en zoek de complementaire kleuren op. Een rode jas op een groen grasveld geeft instant contrast. Een gele lijn over een blauwe muur knalt van het scherm. Daar gaan je ogen dus eerst naartoe.
Speel ook met grootte. Wat groter is krijgt uiteraard meer aandacht. Natuurlijk speelt hier de afstand tot je onderwerp mee: hoe dichterbij, hoe groter.
Ook met beweging creëer je contrast. Een stilstaand model in een druk metrostation, of een panning shot van een mountainbiker die voorbijraast en zo van de achtergrond een waas maakt.
Techniek 11: Beweging
Nu we het over beweging hebben, hier gelden dezelfde regels als de kijkrichting. Als je fietser van links in beeld komt, zorg dan dat hij rechts nog veel plaats heeft op de foto. Zo knalt hij niet tegen de fotorand aan.
Van links naar rechts is naar de toekomst rijden, ergens naartoe rijden. Van rechts naar links rijden is terugkeren, naar huis gaan. In films wordt dezelfde beeldtaal gebruikt. Let er eens op de volgende keer als een personage in je favoriete serie naar zijn nieuwe liefde wandelt; die zal van links in beeld komen en naar rechts wandelen. Keert hij terug met een gebroken hart, dan zal hij van rechts in beeld naar links in beeld slenteren. In de regen, waarschijnlijk …
Techniek 12: Diepte
Zeker in landschapsfotografie is dit een belangrijke techniek. Je kan het oog van je kijker de foto intrekken door te werken met een duidelijke voorgrond, middengrond en achtergrond. Soms wordt dit ook ‘plan’ genoemd.
Vormen op de voorgrond zijn groter dan die op de achtergrond. Elementen op de achtergrond zijn mogelijk minder in focus. Je creeert hiermee een ruimtesuggestie waarbij een dieptewerking tot stand komt.
Het voorgrondobject is dikwijls niet het onderwerp, maar een inleidend element zoals een rots, een struik, een hek, … Het echte dwalen door de foto gebeurt in het middenplan. De achtergrond is een rustpunt. Daar komt de verkenning van de foto tot een eind.
Techniek 13: Herhaling, ritme, patroon
De psychologie leert ons dat we patronen makkelijk leesbaar vinden. Herhaling werkt. Architectuur-, landschap-, en abstracte fotografie bevatten mogelijk veel herhaling en ritme. Bomen of lantaarnpalen in een rij, tientallen dezelfde ramen in een gigantisch kantoorgebouw, de lijnen van een zebrapad.
Techniek 14: Voorkom tekst
Tekst in een foto werkt slechts zelden. Onze hersenen zullen eerst proberen te lezen wat er staat en dan pas de rest van de foto proberen te ontcijferen. Het ontneemt de kracht van een beeld. Dus probeer tekst te vermijden, ook al is het maar een enkel woord.
Spelen met de regels
Regels zijn er om gebroken te worden! Maar je moet ze wel eerst kennen alvorens ze te breken. Dit gaat ook zeker op voor alle regels van compositie. Net daarom is het een speeltuin. Alle tips zijn zeker de moeite om er mee aan de slag te gaan. Maar breek ze ook af en toe, als dat je beeld een eigen boodschap kan geven. Het kan net een krachtig statement zijn om je model dicht bij de linkerrand te positioneren en naar links buiten beeld te laten kijken. Hoe bewuster je bent van alle technieken, hoe creatiever je er mee aan de slag kan. Veel speelplezier, rebel!
Wil je beter leren fotograferen?
Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).
Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.