Geert Matton vertelt hoe je vertrouwd raakt met het fotograferen van paarden. Leer de dieren eerst leren kennen om ze echt mooi in beeld te brengen.
Paarden zijn machtige, majestueuze dieren, maar hoe fotografeer je ze het best? Je kan naar de dichtstbijzijnde weide stappen, maar wat als je het paard daar aantreft aan de andere kant van die weide met zijn achterste naar jou toe? En waarop moet je letten als je paarden in actie wil vastleggen? In dit artikel neem ik je stap voor stap mee in de wereld van paardenfotografie. Van de weide om de hoek tot aan de piste van Waregem Koerse.
Tekst en foto’s: Geert Matton
Het belangrijkste is dat je steeds voor ogen houdt dat je levende dieren vastlegt. En best grote dieren, daar wil je geen trap van krijgen, daar wil je niet onder belanden. Al zijn paarden rustige dieren, op je hoede zijn is de boodschap. Je kan het best hun gedrag leren interpreteren, zo weet je of je welkom bent of niet. Ook een paard kan een slechte dag hebben; het heeft dan liever geen pottenkijkers in de buurt. Je moet je vertrouwd maken met je onderwerp. De dieren echt leren kennen, kunnen inschatten hoe ze gaan reageren. Zo kan je ze makkelijk benaderen en de dieren mooi in beeld brengen.
Eerst mensen dan paarden
Het komt er in eerste instantie op aan de eigenaren te benaderen voordat je de dieren zelf kan benaderen. Die dieren zijn nu eenmaal eigendom van iemand, staan op iemands grond. Dus moet je langs eigenaars of kwekers voor je echt de weide in kan. Hetzelfde geldt voor hippodromen en zeker voor events. Op de hippodromen van België mag je je camera meenemen, alleen blijf je dan echt letterlijk en figuurlijk aan de zijlijn staan. Terwijl je liever midden in de actie zit, bijvoorbeeld aan de finish.
Je moet dus de moeite nemen om het wereldje van paardenliefhebbers te leren kennen. Ga naar hippodromen en neem je camera mee, leer mensen kennen, leer hoe het er aan toe gaat, wie welke verantwoordelijkheid draagt, leg contacten et cetera. Zo kan je andere fotografen leren kennen, die je meenemen naast de piste, die je vertellen wat wel en wat niet mag, waar je kan gaan staan, waarop en op wie je moet letten. Je eerst inwerken in je onderwerp is altijd de eerste stap, anders word je gewoonweg niet toegelaten.
De eigenaar van het paard leren kennen is de eerste stap.
Paarden durven benaderen
De eigenaar van het paard leren kennen is dus de eerste stap. Als hij of zij toestemming geeft, kan je dichterbij het dier komen. Je moet natuurlijk wel die stap durven zetten, maar echt schrik moet je niet hebben. De afstand die je behoudt, bepaal je zelf. Al kan je de meeste paarden gerust tot vlakbij benaderen en zelfs even over de kop wrijven bij wijze van begroeting. Het is het mooist om ze in hun natuurlijke habitat, in de weide, vast te leggen. Opgesloten in een hok is maar zielig, al kan je ook daar een knap beeld maken. Bijvoorbeeld, als je er in slaagt om alle koppen terzelfdertijd in jouw richting te laten kijken. Of foto’s terwijl de dieren verzorgd worden. Wist je dat er speciale kappers bestaan voor paarden ?
Als de eigenaar een manege heeft, kan je groepjes paarden vastleggen, jaarlingen bijvoordbeeld, een merrie met veulen. Is het een kweker, dan komen er nog mogelijkheden bij: van het aftappen van sperma bij een hengst tot de geboorte van een veulen. Als het een trainer is, kan je ook een training gaan vastleggen: dagelijkse oefenritjes, het aanleren van sprongen …
Er komt heel wat kijken bij een paard, dus er zijn heel wat facetten die je in beeld kan brengen. Ook de band tussen paard en eigenaar, de verzorger of de trainer. Die mensen zijn dagdagelijks met hun dieren bezig en dat merk je. Je kan de band tussen beide mooi vereeuwigen.
Een driver is geen jockey
Dat inwerken betekent in het geval van paardensport ten eerste dat je de disciplines en vaktermen moet leren kennen. Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen draf en galop? Bij de ene discipline spreken ze over drivers, bij de andere over jockeys. Die eerste discipline rijdt niet met karretjes achter de paarden, maar met sulky’s. En dan is er natuurlijk nog monté, steeple, mennen, jumping … allemaal andere takken, met andere regels, waar het er helemaal anders aan toe kan gaan. De wereld van de draf en galop liggen dicht bij elkaar, er wordt ook in dezelfde hippodromen wedstrijd gereden. Jumping is een andere tak, met zijn eigen circuit. Afhankelijk van die takken ga je de paarden op de een of andere manier vastleggen.
Zelfs als je ze bij kwekers of eigenaars thuis gaat fotograferen, heb je voorkeuren. De manier waarop hun poten staan, de houding van hun kop, hoe hun oren staan – dit zijn allemaal belangrijke details voor de eigenaars. Als je een foto van mensen maakt, gaan ook die op allerhande details, bijvoorbeeld hun kapsel, letten. Jij bent in eerste instantie met het totaal van het beeld bezig, het licht, de compositie en natuurlijk met de instelling van je camera, maar de details zijn minstens even belangrijk. Het licht kan magistraal zijn, de compositie perfect, maar als het een draf-wedstrijd is en het paard gaat net op het moment dat jij afdrukt in galop, is de foto waardeloos. Om dat te voorkomen is het dus belangrijk jezelf in te werken in de wereld van de paardensport.
Actie van de paarden bevriezen
In het algemeen geldt – niet alleen voor paardensport, maar ook voor andere sporten – dat actie wordt vastgelegd door de beweging te bevriezen. Een momentopname dus. Waarbij het er natuurlijk op aan komt hét moment te leren zien dat je moet vastleggen. Precies te weten wanneer je afdrukknop moet indrukken. Niet te vroeg, niet te laat. Oefening baart kaunst, en ook hier geldt: hoe meer foto’s je maakt, hoe beter je er in wordt. Henri Cartier-Bresson zei “Your first 10.000 photographs are your worst.” Verwacht dus niet dat je meteen na je eerste ritje naar een hippodroom met een droom van een foto thuis komt. Gewoon blijven schieten is de boodschap.
Anderzijds zegt niemand dat jij je ding niet mag doen. Wil jij het over een andere boeg gooien en de sport op een andere manier in beeld brengen, ga je gang. Het zijn tenslotte jouw foto’s.
Het hangt er natuurlijk vanaf waarom je die foto’s maakt. Wil je ze kunnen verkopen aan de eigenaars van de paarden, dan zal je moeten zorgen dat ze bij hen in de smaak vallen. Maak je ze louter en alleen voor jezelf, dan bepaal je je eigen regels, ook al vinden die eigenaren er dan niks aan. Dat is het mooie aan fotografie, noem het artistieke vrijheid, jij mag je eigen persoonlijke interpretatie van iets vast leggen. En er dus bijvoorbeeld voor kiezen om niet te bevriezen.
Lichtjes meebewegen met de paarden
Zelf vind ik dat door de actie te bevriezen je voor een stukje de actie juist verliest. Het wordt een compleet stilstaand beeld. Logisch, want je neemt één foto. Maar de illusie van actie gaat voor mij verloren in een beeld dat van links boven tot rechts onder volledig vast zit. Alles haarscherp. Ik krijg juist de indruk van beweging door bewegingsonscherpte toe te laten in een beeld. Hoe ver je daar in gaat, is terug een kwestie van oefenen (en smaak). Veel onscherpte geeft misschien snelle actie weer, maar laat dan het onderwerp misschien niet meer tot zijn recht komen. Het wordt dus een kwestie van evenwicht zoeken. En vooral zoeken waar je de scherpte laat vallen en waar niet. Het paard hoeft er niet volledig scherp op te staan, maar bepaalde delen zeker wel.
Zelf kreeg ik best wel wat kritiek te slikken, want de norm is de actie bevriezen. Ook al hield ik anderzijds wel rekening met de regels. In draf zijn de paarden bijvoorbeeld op het mooist op het moment dat ze met hun vier poten van de grond zijn. Op het moment dat ze even zweven, liefst met mooi gestrekte poten. Dus dat wou ik ook. Maar dan gecombineerd met een lichtjes mee pannen. Een techniek die inhoud dat je de camera lichtjes mee beweegt tijdens de opname op het tempo van de paarden die je vastlegt. Het komt er dus op aan de snelheid van die dieren goed in te schatten. Iets wat makkelijker lijkt op papier dan wanneer je echt aan de zijkant van de piste staat. Zo’n drafwedstrijd is gereden in anderhalve minuut, waarbij je twee keer een fractie van een seconde hebt om het paard vast te leggen als het twee keer langs je passeert.
De bocht in
Jumping is een individuele sport, waarbij de deelnemers één na één hun parcours zo snel en zo foutloos mogelijk afleggen. Bij draf en galop wordt er tegen elkaar geracet. Er kan dus steeds van alles gebeuren. Bij een eerste doortocht weet je bijna nooit wie de winnaar wordt, maar toch is die eerste doortocht je eerste kans om die winnaar vast te leggen. Je krijgt maar twee kansen. Daarbij is de kans ook groot dat de deelnemers nog dicht op elkaar zitten. Bij een tweede is de kans groter dat ze al ruimer uit elkaar zijn gevallen. Al komen nek-aan-nekraces tot de finish vaak voor. En kunnen anderzijds achteraf ook nog paarden gediskwalificeerd worden.
Naast oog hebben voor de deelnemers zijn er nog andere zaken waar je rekening moet mee houden. Zoals dingen aan de andere kant van de piste die storend kunnen werken. Reclameborden, wagens, traktoren, mensen. De plaats waar je gaat staan en van waaruit je fotografeert is dus allerbelangrijkst. Zelf ga ik graag in een bocht staan, omdat je daar paard en ruiter mooi kan vastleggen bij het ingaan van die bocht. Als je de bocht net na de finish neemt, heb je gelijk ook zicht op de laatste rechte lijn naar de eindstreep toe. Dan kan je ook een eventueel overwinningsgebaar van de driver of jockey vast leggen. Hoe ze de meet over gaan met een eindeloze glimlach op hun bemodderde gezicht.
Tele of andere toeters
Om dergelijke details te kunnen vastleggen, moet je die details natuurlijk zien (en leren snel te zijn). Ook al sta je vlak naast de piste, aan de buitenkant ervan, de race wordt gelopen langs de binnenkant ervan. Je moet de breedte van de piste zien te overbruggen; een telelens is dus een must. Daarbij kan je je de vraag stellen of je daarbij kiest een zoomlens of een vaste brandpuntafstand. Meestal betekent dat ook een keuze in lichtsterkte van die lens. En ook dat is een héél belangrijk facet, want de lichtomstandigheden bij races zijn meestal niet zo optimaal.
Omdat er buiten wordt gereden, heb je met weersinvloeden te maken. Je bent dus best op alle soorten van weer voorzien. Niet alleen voor je apparatuur, maar ook voor jezelf. Er is geen fun aan om te bevriezen langs de kant terwijl je wacht op de volgende race. Races zijn gelopen in anderhalve minuut, maar tussen die races zit makkelijk een half uur. Dat betekent dus dat koersdagen beginnen in de prille namiddag terwijl het nog volop zon is, en ’s avonds eindigen in het halfdonker. En de latere races zijn meestal de meest interessante. Dus naast een eventueel buitje, kan je te maken krijgen met tegenlicht van een ondergaande zon. En met het vallen van de avond, waarbij niet elke piste even goed verlicht is.
Lichtsterkte of zoom
De combinatie van minder licht en snelle actie maakt het je niet makkelijk. Het bevriezen van actie vraagt om korte sluitertijden en dus grote diafragma’s. Maar gebrek aan licht (het vallen van de avond) maakt dat steeds moeilijker, terwijl je natuurlijk wel voldoende scherpte in die foto wil. Je kan natuurlijk terugvallen op een hogere ISO-gevoeligheid, maar dat geeft weer ruis, dat wil je natuurlijk zoveel mogelijk beperken. Net zoals je onscherpte wil beperken en je dus liefst voor combinaties gaat van zo kort mogelijke sluitertijden, met zo groot mogelijke diafragma’s. Dus heb je lichtsterke lenzen nodig. Vaste lenzen zijn meestal lichtsterker dan zoomlenzen, maar een stukje zoombereik is een groot voordeel, want er kan van alles gebeuren in zo’n wedstrijd. En dat kan dichterbij je zijn of verder van je af.
Meerdere lenzen meenemen lijkt dan misschien de oplossing, maar tijdens een race die gelopen is in anderhalve minuut verander je niet zomaar even van lens. Het risico dat je net het beslissende moment mist, is te groot. Twee camera’s dan met twee lenzen. Maar van camera wisselen in het heetst van de actie is ook een uitdaging. Al zijn twee camera’s wel perfect om na de race met de tweede camera naar de finish te stappen en foto’s te gaan maken van de winnaar, daarmee kan je namelijk dichterbij komen. Maar dat gaat het ook eerder over foto’s van mensen, de winnaar en zijn entourage, en niet meer de paarden. Naast de piste gaat het over actiefoto’s, het vastleggen van de paarden die in een flits gepasseerd zijn. Kortom, je bent best van alle markten thuis. Je kan idealiter snel switchen tussen verschillende vormen van fotografie.
Andere bellen (naast de toeters)
Dit betekent niet dat je niet met deze soort fotografie kan beginnen als je niet een tot de tanden bewapende fotograaf bent. Maar weet duidelijk dat de omstandigheden waarin je gaat fotograferen veel bepalen, en degelijke apparatuur en kennis van fotografie verlangen. Beide kan je mettertijd verwerven. Het zou spijtig zijn dat je ontgoocheld terugkomt omdat je steeds met onscherpe beelden huiswaarts gaat. Of met rugpijn, want grotere lenzen (en steviger toestellen) brengen natuurlijk ook een serieuzer gewicht met zich mee, zeker als je met twee camera’s gaat zeulen. Een goede draagriem (of harnas) is dan een goede investering. Een statief is ook mooi meegenomen. Gelet op de combinatie van korte sluitertijd en groot diafragma die je nastreeft, zorgt een tripod voor de beste stabiliteit, maar die is ook minder mobiel. Een monopod biedt naast steun, wel meer bewegingsvrijheid.
Je bent weliswaar binnen, maar je mag nog niet overal foto’s van nemen.
Dreamteam
Als ik een ideaal pakket voor je mag bijeen dromen, dan zet ik je naast de piste met een fullframecamera met 70-200 mm lichtsterke lens, geschroefd op een makkelijke en snel inschuifbare monopod. Waarbij je je tussen de races door makkelijk kan bewegen met bijvoorbeeld een compacter toestel om de sfeer en dergelijke vast te leggen. Want laten we niet vergeten dat er natuurlijk ook naast de piste veel gebeurt. Het loont dus ook de moeite loont daar de camera op te richten. Eventueel met een andere camera, maar zeker met een andere lens, want met een 70-200 bereik je niet veel als je de ambiance van een tribune wil weergeven. Die 70-200 kan je dan weer wel gebruiken om er individuele koppen uit te halen, met de meest waanzinnige hoeden bijvoorbeeld, zoals het traditie is op Waregem Koerse.
Dreamticket
Om als fotograaf toegelaten te worden op dergelijke events moet je zeker eerst contact opnemen met de organisatie. Die vertelt of je bijvoorbeeld een speciale badge nodig hebt, of een armband in een bepaalde kleur of zelfs een vestje met specifiek opschrift. Vaak wordt er ook onderscheid gemaakt tussen verschillende fotografen. Je bent weliswaar binnen, maar mag daarom nog niet overal komen of overal foto’s van nemen. Op events zoals Waregem Koerse, waar duizenden mensen op afkomen, worden er heel duidelijke regels gehanteerd om alles vlot en zonder problemen te laten verlopen.
Een uitgebreide versie van dit artikel is verschenen in Shoot 67.
Wil je beter leren fotograferen?
Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).
Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.