Portretten maken met studiolicht hoeft niet nodeloos ingewikkeld te zijn. Dit moet je weten over de belichting.
Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke woensdag en vrijdag het beste uit de fotografiewereld in je mailbox.

Portretten maken met studiolicht hoeft niet nodeloos ingewikkeld te zijn. Dit moet je weten over de belichting.
Met dit artikel wil ik je helpen om inzicht te krijgen in een aantal basisprincipes over het belichten in een studiosetting. Hoe gedraagt studiolicht zich en hoe kunnen we het naar onze hand zetten? En hoe doen we dit dan met een minimum aan materiaal?
Een studiolicht op zich is relatief klein en geeft hard licht dat alle kanten opgaat en zonder omwegen direct op het model terechtkomt. Daarom is het zonder accessoires niet zo’n mooi licht voor een goed portret, maar we kunnen het veranderen met lichtomvormers. Dat zijn hulpstukken die het karakter en de kwaliteit van het flitslicht aanpassen naar hoe je het hebben wilt. Ze veranderen de grootte van de lichtbron, maken het diffuus en egaal, reflecteren het licht op een bepaalde manier of ze beïnvloeden de richting van het licht.
Afhankelijk van de grootte, de vorm, het materiaal en de manier waarop ze gebouwd zijn, krijg je een ander karakter. Maar wat gebruik je dan het best in welke situatie? Een grote lichtbron geeft zachter licht dan een kleine, en die grootte is relatief ten opzichte van je onderwerp. Dat betekent dat niet alleen de grootte van de lichtomvormer van belang is voor hard of zacht licht, maar ook de afstand tot het model. Dat is heel belangrijk om te onthouden. Een gigantische softbox geeft heel mooi zacht licht, maar als je die op grote afstand gebruikt is dat niet meer het geval. Hoe verder weg, hoe relatief kleiner ze wordt en hoe harder het licht is.


Niet alleen de grootte van de lichtomvormer is van belang, ook de vorm en het gebruikte materiaal zijn bepalend. Zo zie je de vorm ervan als reflectie terug in de ogen van het model. Een ronde vorm van deze zogenaamde catchlights komt zeer natuurlijk en vertrouwd over en geeft een zachtere indruk dan de hoekige vorm van een rechthoekige of vierkante softbox. Het materiaal en de bouw van de lichtomvormer speelt een rol bij het al dan niet diffuus maken van een lichtbron. Sommige sturen het licht door één of meerdere lagen lichtdoorlatend materiaal en maken het licht diffuus.
Andere zijn zo gemaakt dat ze het licht reflecteren naar het model. Dat maakt het licht directer en minder diffuus, waardoor het een heel ander karakter krijgt. Meestal wordt hiervoor een zilveren oppervlakte gebruikt. Dat soort lichtomvormers kenmerkt zich in meer karaktervol licht met een hoger contrast dan de lichtomvormers die het licht diffuus maken. Het licht wordt op een andere manier afgezwakt en zorgt voor reflecties op spiegelende oppervlaktes, zoals zweetdruppels en vette huidvlekjes die gaan blinken.
Een reflector is een soort van kapje met een zilveren binnenkant. Bij sommige flitslampen wordt hij standaard meegeleverd. Het licht komt rechtstreeks uit de flitser en wordt wat gebundeld door de reflector, waardoor het toch een beetje gerichter naar het model gaat dan met een blote flitser. Flitsen met een reflector geeft zeer hard licht dat vrij breed is. Daardoor is het weinig geschikt voor beginnende portretfotografen.


Een paraplu is een interessante omvormer om mee te starten. Ze maakt de kleine harde studiolamp al heel wat groter. Een paraplu is goedkoop, eenvoudig en snel op te zetten en zeer gemakkelijk om mee te nemen op verplaatsing. De meest gebruikte paraplu’s zijn gemaakt van wit diffuus materiaal. Je flitst erdoorheen en het licht wordt mooi verspreid tot een grote zachte lichtbron. Dat werkt zeer goed en geeft mooie resultaten.
Het nadeel van een paraplu is dat je er weinig controle over hebt. Het licht gaat alle kanten op. Het komt op het model, maar ook op de achtergrond en overal in de studio. Zeker in een kleine studio kan dat een groot nadeel zijn. Witte muren gaan het licht weerkaatsen naar plekken waar je het niet hebben wilt, een techniek die je kan benutten bij het gebruiken van een reportageflitser, maar hier niets bijdraagt. En zijn ze gekleurd, dan kunnen ze nog eens voor een extra storende kleurzweem zorgen. Een tweede soort van paraplu is een zilverkleurige die je omgekeerd gebruikt. Het licht weerkaatst op de zilveren materie aan de binnenkant terug naar je model. Deze directe reflectie geeft lichtvlekjes als resultaat. Alles wat blinkt, zoals zweet en vet, wordt teruggekaatst en gaat blinken. Wil je bijvoorbeeld een bodybuilder fotograferen en het parelend zweet in de verf zetten, dan is een zilveren paraplu een goede optie. Maar heb je een model met een glanzende huid, dan is dit niet de beste keuze.


Een softbox is een soort van box met diffuus materiaal aan de voorkant gespannen. Door de diepte van een softbox kan je het licht al meer bundelen en gerichter werken dan met een paraplu. Het studiolicht uit een softbox is egaler verspreid over het vlakke diffuse oppervlak dan bij een witte paraplu. Hierdoor kan je hem dichter bij het model zetten. Met een paraplu krijg je een hard licht in het midden. Als je die te dicht bij je model zet krijg je een hotspot. Een softbox heeft dat niet. En dichter betekent relatief groter en dus ook zachter licht.
Softboxen heb je in alle maten en vormen. Hoe groter, hoe zachter het licht. De meest voorkomende is een vierkante en een rechthoekige. Een octogram is de softbox die ikzelf het liefst gebruik. Door zijn bijna ronde vorm krijg je mooie ronde lichtjes in de ogen. De ronde vorm ervan komt overeen met het licht van de zon en geeft hierdoor een heel natuurlijk effect. Een heel grote octabox is mijn favoriet; zet die heel dicht bij het model en het licht draait mooi rond het gezicht.


De meeste softboxen hebben een zilverkleurige oneffen binnenlaag die het licht optimaal reflecteert. Sommige hebben aan de binnenkant een extra laag diffuus materiaal dat het licht nog zachter maakt. Omdat het binnenin al eens diffuus is gemaakt voordat het door de tweede grotere laag gaat, is het effect van een hotspot kleiner. Het licht is dan heel mooi verspreid over het grote oppervlak. Doordat je geen bundel van licht hebt in het midden en het licht overal even sterk doorkomt, kan je het bijna tegen je model zetten. Vergeet vooral niet dat je elke zachte lichtbron weer hard maakt door ze ver van je onderwerp te zetten! Als je het studiolicht zo zacht als mogelijk wilt, zet de bron dan zo dicht mogelijk bij je onderwerp.



Een beauty dish ziet eruit als een combinatie van een grote reflector met een diffuus materiaal afgeschermd zoals bij een softbox. Het is een soort van grote platte reflector. Omdat ze groot is, geeft ze zacht licht. Een metalen plaatje voor de flitsbuis zorgt dat het licht weerkaatst wordt naar de wand en zo geen hotspot veroorzaakt. Een doek vooraan zorgt voor diffuus licht, maar de metalen wand geeft een harde reflectie en dat vertaalt zich in vrij contrastrijk licht. Zo heb je direct studiolicht dat toch diffuus gemaakt is.
Een grid is een extra accessoire bij een reflector, een softbox of een beauty dish en heeft als doel het licht gerichter te maken. Het licht gaat recht naar voren en kan niet meer zijwaarts afbuigen. Hierdoor krijg je meer controle over waar het licht precies moet komen. In combinatie met een softbox is dat heel interessant. Door het diffuse materiaal van de softbox krijg je mooi zacht licht en de grid zorgt dat het licht alleen recht naar voren gaat zodat je het goed kunt richten. Dat is ideaal als je geen licht van je hoofdlamp op de achtergrond of op de muren en plafond wilt hebben. Je kan heel gericht specifieke delen belichten terwijl de omgeving onbelicht blijft. Zo kan je van een grijze of witte achtergrond een zwarte maken. Een bijkomend voordeel is dat gekleurde muren geen kleurzweem afgeven.
Maar, wil je nu hard of juist zacht studiolicht? Dat hangt af van wat je wilt bereiken. Met hard studiolicht heb je harde schaduwranden die alles wat structuur heeft heel erg doet opvallen. Dat kan mooi zijn bij een karaktervol portret van doorleefde of stoere mannen. Hard licht maakt een portret dramatischer dan zacht licht. Maar de meeste modellen willen hun oneffenheden juist niet in de verf zetten. Dan gebruik je beter zacht studiolicht. Het verbergt net die oneffenheden doordat het licht mooier verspreid over het hele gezicht valt.


Je moet ook bepalen of je diffuus licht wilt of juist rechtstreeks licht. Hard en zacht heeft namelijk enkel te maken met de grootte van de lichtbron in verhouding tot het onderwerp. Diffuus of rechtstreeks heeft te maken met het soort omvormer. Gaat het licht door één of meerdere lagen van materiaal dat het verspreidt over een groter oppervlak of wordt het net zonder tussenlaag naar het model gereflecteerd. Diffuus licht krijgen we van een softbox en van een doorschietparaplu, gereflecteerd licht van een zilveren paraplu en van een reflector. Dat is niet hetzelfde als hard en zacht licht. Diffuus en rechtstreeks licht kunnen allebei hard of zacht zijn. Onthoud dat dit twee aparte eigenschappen zijn.




Een andere keuze heeft te maken de contrasten in je foto: wil je geen, weinig of veel contrast? Contrast slaat op het verschil tussen de lichte en de donkere kant van de foto. Zijn beide kanten evenveel belicht, dan hebben we geen contrast. Hoe groter het verschil, hoe hoger het contrast. Contrast kan je verhogen of verlagen naar eigen smaak. Dat heeft niets met hard of zacht licht te maken, ook niet met diffuus of rechtstreeks licht.
Als het licht van opzij komt en er valt geen licht op de niet belichte kant, dan is die helemaal donker. Meestal is dat niet wat we willen. Zo’n half gezicht ziet er wat vreemd uit. Meestal wil je aan de donkere kant op z’n minst een beetje van het oog zien. Dat werkt gewoon beter. Dat kan je gemakkelijk doen met een reflectiescherm. Je vangt wat licht op van de lichtbron en weerkaatst het vanaf de donkere kant terug naar de schaduwkant. Je kan er ook voor kiezen om heel veel op te lichten zodat het contrast klein is. Heb je een tweede licht, dan kan je dat als invullicht gebruiken. Zo heb je meer controle over het contrast dat je wilt hebben.



Welk soort licht je ook gebruikt, elke combinatie van de hierboven genoemde opties heeft een eigen karakter. Dat biedt veel mogelijkheden om mee te experimenteren: hard versus zacht licht, diffuus versus rechtstreeks en weinig of veel contrast, en alle combinaties ervan.


Lichtafval heeft te maken met de manier waarop het licht afneemt naarmate je verder van de lichtbron gaat. Hoe dichter je bij de lichtbron staat, hoe meer het licht afneemt. En, hoe verder ervan weg, hoe minder dat gebeurt. Voor een portret met een hoog contrast tussen de lichte en de donkere kant moet je model dus heel dicht bij de lichtbron staan. Staat die veraf, dan kan je dat effect nooit bekomen.

Houd ook rekening met de richting van het studiolicht. Bij natuurlijk licht heb je de zon die van boven naar beneden schijnt. Pal op de middag staat ze hoger dan ‘s morgens of ‘s avonds. Zonder wolken is ze een directe harde lichtbron, met wolken wordt ze een diffuse zachte lichtbron zoals een gigantische softbox. Omdat dit het licht is dat het meest vertrouwd is werkt dat in studio altijd goed. Net als bij natuurlijk licht kan je nu kiezen om het licht frontaal op je model te laten vallen, eerder zijwaarts of als tegenlicht gebruiken. Je kan het hoger of lager plaatsen naargelang het effect dat je wilt. De mogelijkheden zijn groter dan bij natuurlijk licht, de basisprincipes blijven onveranderd.



Aangezien je het licht kan plaatsen waar je wilt, kan je het ook van onderen gebruiken. Maar omdat dat zo onnatuurlijk is, geeft het een bevreemdend effect. Het gezicht is niet meer open en voelt afstandelijk aan. Het is gekend als horrorlicht en wordt bijna uitsluitend in die context gebruikt. Je gaat er niet echt mee scoren bij klanten die een nieuw portret willen dat vertrouwen en openheid moet uitstralen.

Met alle bovenstaande factoren kan je nu oneindig variëren. Met een foto wil je een bepaalde emotie overbrengen. Het studiolicht moet die emotie versterken. Een groot contrast tussen licht en donker geeft karaktervolle portretten, maar zijn donker en mysterieus. Ze roepen een zekere spanning op. Doe je dat in combinatie met zacht licht, dan krijg je boeiende mix van vriendelijk maar toch karaktervol met een zekere spanning. Met hard licht versterk je de spanning en krijg je een hardere uitstraling. Met weinig tot geen contrast krijg je een portret dat meer open, vriendelijk en uitnodigend is. We zijn gewoon aan dat beeld in de normale wereld en wat vertrouwd is stelt ons op ons gemak. Wil je deze emotie overbrengen, dan is foto met weinig contrast en met hard licht niet de beste keuze.


Er bestaat niet één perfecte manier om je model goed te belichten. Alles hangt af van wat je met je portret wilt vertellen. Wil je een vriendelijk open karakter tonen dat je model ten goede komt op een bedrijfsprofiel of mag het wat donkerder en mysterieus zijn? Is je model jong met een frisse strakke huid die wel pit kan hebben bij een harde reflectie of heeft je model een eerder rijpere huid die je niet in de verf wilt zetten? Welke emotie wil je overbrengen? Zorg dat het studiolicht dat versterkt en niet tegenwerkt. Maak van een mooie glimlach geen grijns door er het verkeerde licht op te zetten.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke woensdag en vrijdag het beste uit de fotografiewereld in je mailbox.
Krijg Shoot Magazine 6 keer per jaar (inclusief 2 extra dikke dubbelnummers) vol inspiratie, tips en fotoplezier rechtstreeks in je brievenbus.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
Ontvang elke woensdag en vrijdag het beste uit de fotografiewereld in je mailbox.