Architectuur is overal om ons heen de vinden, maar hoe begin je nu juist met het fotograferen van gebouwen en andere constructies?
Een foto maken is voor veel mensen zo simpel als een camera op een onderwerp richten en op de knop drukken. Architectuurfotografie is wat ambachtelijker, als je het goed wilt doen. Van het gebruik van een geared head tot het verstellen van een tilt-shiftobjectief; bij architectuurfotografie moet je als fotograaf echt zelf nog wat handwerk verrichten.
Een goed statief is onontbeerlijk bij architectuurfotografie. Belangrijk is dat het statief goed stijf is, zodat het doet wat het moet doen: zorgen dat je opnamen kunt maken zonder beweging of trillingen in de camera. Met een zwaarder statief bereik je dat eerder dan met een licht, maar er zijn ook goede lichte statieven. Om te weten hoe goed je statief is kun je de torsiestijfheid ervan testen. Zet daarvoor het statief op zijn maximale hoogte, pak twee poten bovenaan vast en probeer ze eens naar links en rechts te duwen. Bij een goed statief zal dit nauwelijks gaan. Bij minder goede statieven zie je de kop hierdoor een beetje meedraaien. Dat betekent dat het statief flexibel is en dat is niet wat je wilt. Welk systeem het statief heeft om de poten te vergrendelen maakt niet uit, dat is persoonlijke voorkeur. Wat wel fijn is om te hebben is een verstelbare middenzuil. Hierdoor kun je de camera gemakkelijk iets hoger of lager zetten zonder alledrie de poten te moeten verstellen. Die kan echter wel in de weg zitten als je de camera heel laag boven de grond wilt zetten. Daarom is het prettig als die zuil deelbaar is of vervangen kan worden door een kort exemplaar.
Net zo belangrijk als het statief is de kop die erop staat. Bij architectuurfotografie wil je bijna altijd de camera exact waterpas kunnen zetten, zowel in de lengte- als de breedteas van de camera. Een halve graad uit het lood kan er al voor zorgen dat het gebouw in de foto niet meer recht staat en dan moet je het gaan corrigeren in de nabewerking. Dat is geen probleem voor een of twee opnamen, maar als het er honderd zijn, kost dat veel tijd. Daarom wil je een goede statiefkop waarmee je nauwkeurig kunt werken. Een geared head werkt met een geremde tandheugelverstelling en is geschikt voor hele kleine verstellingen. Net als de driewegkop heeft hij drie knoppen voor het verstellen van de kop in alle richtingen. Het grote voordeel is dat de kop na een verstelling niet hoeft te worden vastgezet. Je stelt de kop in en laat daarna de knop los. Bij de koppen die Manfrotto maakt hebben de knoppen een dubbele functie. Met de buitenste ring ontkoppel je het tandheugelsysteem en kun je snel grove verstellingen maken. De binnenste knop is voor de fijne verstellingen. Arca Swiss maakt een bijzondere en solide versie voor grote camera’s: de Cube. Dit is een vierkant blok met tandheugels dat niet lijkt op een traditionele statiefkop. De P0 Hybrid van Arca-Swiss is een kruising tussen een balhoofd en een geared head en biedt de voordelen van beide: een snelverstelling met het balhoofd en een tandheugelverstelling voor de kleine correcties. Sommige Chinese fabrikanten hebben hier weer hun eigen varianten op gemaakt. Alle koppen kunnen roteren in het horizontale vlak, wat handig is voor panoramaopnamen. Het is extra fijn als de kop niet draait aan de onderkant, net boven het statief, maar aan de bovenkant, net onder de camera. Dan blijft de waterpas-instelling van de camera intact bij het roteren.
Shiften
Tilt-shiftobjectieven zijn de moderne variant van de technische camera en eigenlijk onmisbaar gereedschap voor de architectuurfotograaf. Voor full-framecamera’s is er keus uit supergroothoeken met brandpunten van 15 tot 20 mm, groothoeken in 24, 28 of 35 mm, standaardobjectieven met een brandpunt van 45 of 50 mm en teleobjectieven van 85 tot 135 mm. Een langer brandpunt is zeker fijn om te hebben voor architectuurfotografie, maar de verstel- mogelijkheden zijn minder belangrijk. De kleine perspectiefcorrecties die met langere brandpunten nodig zijn, kun je ook in de nabewerking doen zonder veel kwaliteit te verliezen.
Tilt-shiftobjectieven zijn zo handig omdat je er omhoog of omlaag mee kunt fotograferen zonder dat je de camera omhoog of omlaag hoeft te draaien. Als je de camera waterpas zet, ligt de sensor in verticale richting perfect evenwijdig aan de verticale lijnen in je onderwerp. Deze lopen hierdoor keurig parallel in de foto en niet naar elkaar toe. Het gebouw staat hierdoor mooi rechtop en valt niet achterover (of voorover als je omlaag richt). Met een star objectief dat niet versteld kan worden, snijd je op deze manier de bovenkant van hoge gebouwen van je foto af. Met een tilt-shiftobjectief kun je de camera waterpas laten staan en laat je het objectief omhoogkijken zodat alles er wel goed op komt.
Tilt-shiftobjectieven kunnen, zoals de naam al aangeeft, twee dingen: tilten en shiften. Dat laatste gebruik je bij groothoeken het meest. Shiften betekent dat je het objectief verschuift ten opzichte van de camera. Meestal kan dat maar in twee richtingen: naar boven en beneden of naar links en rechts. Tilt-shiftobjectieven kun je echter verdraaien, waardoor de verstelling ook naar links- en rechtsboven of naar rechtsonder en linksonder kan. Je combineert dan eigenlijk twee verstellingen: een horizontale en een verticale verschuiving. Ook al is het feitelijk een enkele instelling, het is toch goed om ze te beschouwen als twee afzonderlijke, omdat de verticale en de horizontale verstelling elk een eigen functie hebben. De verticale verschuiving omhoog zorgt ervoor dat er meer van de bovenkant van een gebouw in beeld komt. Een verstelling naar onder brengt meer van de voorgrond in beeld.
Een verstelling naar links of rechts kun je gebruiken om wijkende lijnen te voorkomen, net als bij een verstelling omhoog of omlaag. Op deze manier kun je van een rechthoekig gebouw een foto van de gevel maken waarin zowel de horizontale als de verticale lijnen keurig evenwijdig lopen, zonder dat je perfect in het midden hoeft te staan. Soms gaat dan namelijk niet, als er bijvoorbeeld een grote boom midden voor het gebouw staat. Deze techniek wordt ook gebruikt om spiegels in interieurs te fotograferen zonder dat je de fotograaf in beeld ziet. Een verstelling naar links of rechts is ook geschikt om de compositie of het perspectief te beïnvloeden. Sta je te schuin voor een gebouw, dan krijg je de horizontale lijnen nooit volledig evenwijdig. Maar het kan dan nog wel helpen om de camera zo veel mogelijk parallel aan de gevel te zetten. Dan lopen de lijnen minder sterk naar elkaar toe en klopt de vormweergave beter.
Tilten
Het tilten van een tilt-shiftobjectief wil zeggen dat de kop met het optische gedeelte gekanteld wordt. Hierdoor kantelt het scherpstelvlak. Bij een objectief zonder tiltfunctie ligt het scherpstelvlak evenwijdig aan de sensor. Je stelt dan met de scherpstelling in hoever het scherpstelvlak van de sensor af moet liggen en door te diafragmeren kun je de scherptediepte groter maken. Door het scherpstelvlak te kantelen, krijg je in absolute zin niet meer scherptediepte, maar je krijgt wel meer controle over de ligging van het scherptevlak.
Is je onderwerp een horizontaal vlak, bijvoorbeeld een bijzondere tuin met lage struiken en een gebouw in de achtergrond, of een bijzondere muur waar je langs wilt schieten, dan heb je weinig aan een scherpstelvlak dat bijvoorbeeld overal op 5 meter afstand ligt. Je kunt dan diafragmeren naar f/16 of f/22, waardoor de scherptediepte groter wordt, maar de scherpte van je objectief door diffractie minder. Of je kunt fotograferen met diafragma’s als f/8 en f/11 die voor full-framecamera’s voor de scherpte ideaal zijn en de ligging van het scherpstelvlak wat veranderen.
Je kunt het bijvoorbeeld om een verticale as verdraaien zodat de scherpte over die muur van voor naar achter perfect is. Voor objectieven met langere brandpunten zul je dit sneller gebruiken dan op groothoeken, omdat bij langere brandpunten de scherptediepte kleiner is en je onderwerp zelfs met flink diafragmeren niet altijd volledig in de scherptediepte past. Met een 17mm tilt-shiftgroothoek zul je tilten zelden gebruiken, tenzij je iets heel dicht in de voorgrond hebt wat je net zo scherp wilt afbeelden als iets in de achtergrond. In de architectuurfotografie komt dat minder snel voor dan bijvoorbeeld bij landschapsfotografie.
Scherpstellen
Misschien gaan ze ooit komen, maar tijdens het schrijven van dit boek zijn er nog geen shift- of tilt-shiftobjectieven met autofocus. Voor architectuurfotografie is dat geen probleem, omdat je onderwerpen toch niet bewegen. Handmatig scherpstellen verdient zelfs de voorkeur, zeker als je vanaf statief werkt. Dan weet je tenminste zeker dat voor alle opnamen die je vanaf dat standpunt met dat objectief maakt, de scherpte goed ligt. Ook voorkom je hiermee dat je bij het maken van meervoudige belichtingen verschillen in de scherpte krijgt door kleine variaties in de autofocus. Voor de scherpstelling beschikken moderne digitale camera’s over hulpmiddelen als focus peaking, waarbij gedeeltes in het beeld met een scherpe contrastovergang een kleur krijgen. Meestal zijn dit ook de delen waarop is scherpgesteld, maar de camera kan zich weleens vergissen als iets niet helemaal scherp is, maar wel veel contrast heeft. Controleer de scherpte dus altijd door op het scherm of in de zoeker in te zoomen op het beeld. En let dan niet alleen op het midden van het beeld, maar controleer ook de hoeken om te zien of die niet uit de scherpte lopen.
Met handmatig scherpstellen heb je meer controle en kun je eventueel kleine afwijkingen in objectieven corrigeren. Met tilt-shiftobjectieven kun je verstellen omdat de beeldcirkel van dit soort objectieven groter is dan normaal. Vaak hebben ze hierdoor zonder verstelling een hoge beeldkwaliteit, omdat de hoeken van je opname nog in het centrum van de beeldcirkel liggen. Zodra je gaat verstellen, neemt die beeldkwaliteit meestal wel iets af. Bij de meeste groothoeken krijg je niet alleen meer lensfouten te zien zodra je tegen de rand van de beeldcirkel aanzit, maar wordt vaak ook de scherpte minder omdat scherptevlakken nooit helemaal vlak zijn. Bij extreme verstellingen lopen de hoeken hierdoor soms iets uit de scherpte. Als je in die hoek blauwe lucht hebt, is dat geen probleem. Maar heb je daar nog een muur met herkenbare details, dan ga je dat zien. De oplossing hiervoor is om dan niet op het midden scherp te stellen, maar op de hoeken. Hierdoor vermindert de scherpte in het midden iets, maar wordt de hoek iets beter, al krijg je die vaak nooit helemaal perfect. De totale scherpte-indruk van de opname is hierdoor hoger dan wanneer je een scherp centrum hebt met een zichtbaar onscherpe hoek. Loopt de hoek erg uit de scherpte, dan kun je er tenslotte nog voor kiezen om een stop extra te diafragmeren, bijvoorbeeld van f/11 naar f/16, om iets meer scherptediepte te krijgen.
Scherptediepte
Scherptediepte, de zone waarin je onderwerp scherp wordt afgebeeld, is ook belangrijk in architectuurfotografie. Gebouwen hebben nu eenmaal vaak een zeker volume en daarmee ook diepte. Waar het in de portretfotografie juist heel mooi is om maar een deel van het gezicht scherp te hebben, is het in de architectuurfotografie juist niet gebruikelijk om een gebouw maar voor een deel scherp af te beelden. De eenvoudige oplossing is om het objectief naar zijn kleinste opening te diafragmeren. Vaak is dat op een full-frameobjectief f/22 of f/32. Het nadeel van deze aanpak is dat de beeldkwaliteit hieronder lijdt. Die kleine diafragmaopening zorgt voor diffractie of verbuiging van lichtstralen waardoor de scherpte minder wordt. Een vuistregel zegt dat de beste scherpte meestal wordt behaald wanneer je een objectief ongeveer twee stops diafragmeert. Bij een tilt-shiftobjectief met een lichtsterkte van f/4 betekent dat diafragmeren naar f/8 voor de hoogste scherpte. In de praktijk blijkt dat behoorlijk te kloppen. Een stopje extra diafragmeren naar f/11 zorgt meestal voor nog iets meer scherptediepte zonder een al te zichtbaar verlies aan scherpte. Een diafragma als f/16 gebruik je liever alleen als dat voor de scherptediepte nodig is of als je lichtbronnen of de zon in beeld wilt veranderen in kleine sterren. Heb je nog meer scherptediepte nodig, dan zou je eens kunnen kijken of je misschien op een ander punt moet scherpstellen of nadenken over het gebruik van de tilt-functie van je tilt-shiftobjectief. Met groothoeken, zeker die met een brandpunt onder de 20mm, krijg je op f/16 en instelling op de hyperfocaalafstand vrijwel altijd alles in de scherptediepte. De hyperfocaalafstand is de afstand waarop je scherpstelt en waarbij alles vanaf de helft van die afstand tot (net) oneindig scherp is. De scherptediepte is dus maximaal als je op deze afstand instelt. Stel je verder weg scherp, dan verlies je scherptediepte in de voorgrond, zonder dat je er extra scherptediepte in de achtergrond voor terugkrijgt.
Er zijn apps voor je smartphone voor het berekenen van de scherptediepte en de hyperfocaalafstand. Na het invullen van de sensormaat, het brandpunt van het objectief en het diafragma vertelt de app je dan op welke afstand je moet instellen en hoe groot de scherptediepte is. Bij het gebruik van deze apps doe je er ook goed aan om altijd in de zoeker te kijken hoe het met de scherptediepte staat. Sommige camera’s laten het zoekerbeeld zien met het diafragma op volle opening. Bij die systemen moet je dan op een knop drukken om het diafragma te sluiten voordat je de scherptediepte kunt beoordelen. Bij analoge camera’s werd het zoekerbeeld dan heel donker, maar bij digitale camera’s past de helderheid van het zoekerbeeld zich gewoon aan zodat je het beeld prima kunt zien. Bij twijfel kun je natuurlijk ook even een opname maken en die uitvergroot in de camera beoordelen.
Belichten
Een goede (architectuur)opname moet uiteraard ook goed belicht zijn. Moderne digitale camera’s hebben een behoorlijk dynamisch bereik. Dat wil niet zeggen dat ze ieder contrast kunnen overbruggen. Soms is het licht gewoon te fel of heb je te maken met schitteringen of hele donkere, onverlichte delen die diepe schaduwen opleveren. Vooral bij tegenlichtopnamen en interieurfotografie kun je snel in de problemen komen. Werk om jezelf zo veel mogelijk speelruimte te geven daarom altijd in raw of raw+jpeg. Raw geeft de meeste flexibiliteit in het aanpassen van de belichting en de kleuren van de opname. Sommige camera’s bieden meerdere soorten raw-opnamen. Sommige modellen werken bijvoorbeeld standaard in 14-bits, maar schakelen over op 12-bits bij hogere opnamesnelheden. Andere verliezen wat kwaliteit als je voor compressie van de bestanden kiest. Kies voor architectuurfotografie altijd voor de raw-versie die geen kwaliteit verliest door compressie en die gebruikmaakt van de hoogste bitrate. Dit zou in de handleiding van je camera moeten staan.
Het eerste waar je bij problematische verlichtingen op moet letten is het beschermen van je hoge lichten. Voorkom dat de lichtste partijen helemaal uitbleken. Is dat eenmaal Gebeurd, dan kan geen nabewerking daar nog detail of kleur in terugkrijgen. Je belichting kun je controleren met twee hulpmiddelen: het histogram en zebrastrepen. Het histogram laat een grafiek zien waarin de donkerste partijen links staan en de lichtste rechts. Hoe lichter het beeld is, hoe meer de grafiek naar rechts staat. Zodra het histogram de grafiek aan de rechterkant afsnijdt, is het duidelijk dat er delen overbelicht zijn. Kies dan een iets kortere sluitertijd. Zebra’s zijn een ander hulpmiddel. Dit zijn zwart-witte streepjespatronen die oplichten in overbelichte gedeeltes. Op sommige camera’s kun je die instellen op iedere gewenste waarde. Met wat testen kun je dan zoeken naar de zebrawaarde waarbij je lichtste partijen nog net doortekend zijn. Stel daar je zebra’s op in en probeer dan tijdens het belichten te voorkomen dat je zebra’s te zien krijgt. Dat kan soms betekenen dat de rest van je beeld donkerder wordt dan je misschien wilt. Dit kun je meestal behoorlijk corrigeren in de nabewerking. Je krijgt dan iets meer ruis in de delen van je beeld die je flink lichter moet maken, maar dat is altijd beter dan witte, uitgebleekte delen in je foto. Lokaal kun je eventueel nog wat extra ruisreductie toepassen als dat echt nodig is.
Zijn de contrastverschillen echt te groot voor een enkele opname, kies dan voor bracketing. Bij bracketing maak je een reeks van drie, vijf of zeven foto’s met bijvoorbeeld 2/3 of een hele stop verschil in belichting tussen iedere opname. Daar maak je dan later handmatig of met HDR-software één opname van.
Wanneer het contrast van de scène lager is dan wat je sensor aankan en je bent gewend om te werken met een histogram, dan is het een goede gewoonte om te werken met de ETTR-techniek. ETTR staat voor Expose To The Right, in het Nederlands ook ‘naar rechts belichten’ genoemd. Heb je nog ruimte aan de rechterkant van je histogram om de grafiek iets op te schuiven, belicht dan iets langer en geef de opname daarna in de nabewerking de juiste belichting door hem iets donkerder te maken. Je krijgt dan een iets rijkere kleurweergave, meer tonaliteit en minder ruis. Het brengt wel wat extra nabewerking met zich mee. Heb je daar geen zin in, dan kies je gewoon voor de belichting die in de zoeker het effect geeft dat je hebben wilt.
Tethered schieten
Moderne camera’s kunnen veel hulpmiddelen in de zoeker laten zien: van een waterpas tot een histogram, zebra’s en focus peaking. Met zo veel informatie is het een uitdaging om op alle kleine details in een opname te letten. Een groot scherm werkt daarom veel fijner, zeker als er een redacteur of architect mee is die de opnamen ook graag wil zien. Camera’s hebben een scherm met een diagonaal van ongeveer 3 inch (7,5 cm). Tablets zijn al snel 11 of 12 inch en 15 inch is een hele gangbare maat voor een laptopcomputer. Kleine details zijn hierop veel beter te zien en dat maakt het gemakkelijk om kleine aanpassingen te maken. Vazen op een kast, kussens op een bank, de hoek van een bureaulamp, accessoires op een tafeltje, alles zet je veel gemakkelijker en met meer zekerheid goed neer wanneer je werkt met een groter scherm.
Werken op een groter scherm kan op twee manieren: bekabeld (tethered) schieten naar een laptop of draadloos werken met een tablet. Bekabeld schieten heeft als voordeel dat de bestandsoverdracht sneller is, waardoor ook raw-bestanden in hoge resolutie bijna real time kunnen worden bekeken en eventueel meteen al een bewerking kunnen krijgen. Het nadeel is natuurlijk wel dat je camera vastzit aan een kabel en een laptop, die ook weer ergens op moet kunnen staan. Dat kan een steun zijn die aan het statief vastzit of een aparte tafel of trolley. Het maakt het verplaatsen van de camera iets minder snel en je bent op deze manier iets minder mobiel. Als je tethered fotografeert, maak dan gebruik van een klem om de kabel stevig aan de camera vast te maken. Zo voorkom je niet alleen dat de verbinding wegvalt, maar ook dat de aansluiting op de camera beschadigt als iemand aan de kabel trekt. Dat is een dure reparatie.
De andere optie is om de opnamen draadloos naar een tablet te sturen. Je opdrachtgever kan deze gewoon bij zich houden en je kunt hierdoor iets vrijer werken. Een ander voordeel van draadloos werken is dat je bij interieuropnamen de tablet ook gewoon mee kunt nemen om iets in beeld te verplaatsen. Dit kun je dan doen terwijl je tegelijk op de tablet kunt zien of je het genoeg verschoven hebt,of dat het nog een paar centimeter verder moet. Op deze manier kun je elementen zo in een ruimte plaatsen dat ze de compositie versterken en objecten ‘optisch’ rechtzetten. De nieuwste tablets doen in snelheid en opslagcapaciteit niet of nauwelijks onder voor laptops en zijn inmiddels geschikt voor een complete workflow.
Uit de losse pols
Het is misschien niet de beste strategie om architectuurfotografie uit de hand te maken, maar soms kan het wel. Het is minder nauwkeurig en je mist een aantal mogelijkheden die een statief biedt. Daar staat tegenover dat je sneller kunt werken en spontaner kunt reageren op je omgeving. Ontwikkelingen in de cameratechniek maken uit de hand werken gemakkelijker dan het een aantal jaren geleden was. De meeste camera’s die de afgelopen jaren zijn geïntroduceerd, beschikken over ingebouwde beeldstabilisatie. Hierdoor kun je ook met camera’s met de hoogste resolutie scherpe opnamen uit de hand maken, zelfs bij niet al te korte sluitertijden. Voorheen was dat niet mogelijk en was een statief alleen al hiervoor onontbeerlijk.
Die stabilisatie zorgt er ook voor dat je zoekerbeeld rustiger is. Daardoor is het gemakkelijker om uit de hand een goede compositie te maken en om de camera zo goed mogelijk waterpas te houden. Uiteraard helpt het als je in de zoeker dan tegelijk je waterpas kunt zien. Werk je zonder tilt-shiftobjectieven, dan zul je sowieso veel opnamen in de nabewerking recht moeten zetten. De camera heel nauwkeurig waterpas houden is dan minder belangrijk. Dat wil niet zeggen dat het helemaal niet uitmaakt hoe je de camera houdt als je uit de hand werkt. Richt je de camera omhoog en houd je hem ook horizontaal wat scheef, dan wordt het veel lastiger om in de nabewerking alles mooi recht te krijgen.
Meer architectuurfotografie
Dit artikel is afkomstig uit het boek Focus op Fotografie: Architectuurfotografie. Daarin laat architectuurfotograaf Jan Paul Mioulet zien dat architectuurfotografie veel meer is dan het vastleggen van een gebouw. Hij leert je om het karakter van het gebouw te verrijken, in ideale omstandigheden te fotograferen met de best mogelijke beeldkwaliteit. Beheersing van het licht, de locatie, het standpunt, het perspectief en de compositie zijn daarbij cruciale vaardigheden. Hij laat je zien dat het belangrijk is om verstand te hebben van de geschiedenis en de ontwikkelingen in de architectuur en dat het handig is om iets te weten van de keuzes die architecten maken. In de complete gids voor de beste architectuurfotografie word je meegenomen langs onderwerpen, gebouwen, landschappen en interieurs. Je krijgt de technische bagage om de juiste apparatuur in te zetten en die op ideale wijze te bedienen.
Focus op Fotografie: Architectuurfotografie is een aanrader voor iedereen die zich wil bekwamen in het fotograferen van gebouwen. Het 224 pagina’s tellende boek kost 34,99 euro en is te bestellen op www.vanduurenmedia.nl.
Wil je beter leren fotograferen?
Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).
Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.