Voor goede portretfotografie heb je geen uitgebreide studio nodig. Met een goede camera en een degelijke lens ben je al vertrokken. Maar hoe begin je daar nu mee? Welke camera-instellingen gebruik je bij portretfotografie? Welke lenzen zijn het meest geschikt? Hoe gebruik je het aanwezige licht het best? En hoe ga je om met een onervaren model dat onwennig voor de camera staat?
Deze onderwerpen omtrent portretfotografie neem ik in dit artikel met jullie door. Je gaat zien dat je met enkele eenvoudige tips boeiende portretten maakt met alleen maar daglicht. Dat is van zichzelf heel mooi en divers en zorgt voor sprankelende resultaten als je het goed weet te gebruiken.
Lees ook: Ik ga op reis en neem mee: Smartphone of camera?
Belangrijkste instellingen voor portretfotografie
Wanneer je de camera volledig automatisch gebruikt, dan weet die camera niet welk effect je in je portretfotografie wilt hebben. Je krijgt foto’s die er nooit uitzien zoals jij wilt. Ken je dat gevoel? Dan is het tijd om hiervan af te stappen. Een juiste belichting is afhankelijk van drie parameters: ISO, sluitertijd en diafragma. De ISO hou je altijd zo laag mogelijk bij portret. Hoe lager die is, hoe minder ruis je in je beeld hebt.
De sluitertijd moet kort genoeg zijn om geen bewegingsonscherpte te hebben. 1/125 seconde is een goed startpunt. Maak je die langer, dan krijg je kans dat je onscherpte hebt doordat je je camera niet stil genoeg kan houden of omdat je model te veel beweegt.
Maar de allerbelangrijkste keuze die je maakt bij portretfotografie is je diafragma. Hoe kleiner je diafragma (hoe groter het f/-getal), hoe meer scherptediepte je in de foto hebt, en hoe groter, hoe minder. Een portret waarbij zowel je model als de achtergrond helemaal scherp zijn, is meestal niet wat je wilt. Door alleen je onderwerp scherp te hebben en de achtergrond onscherp, komt de persoon beter uit. We kijken altijd eerst naar wat scherp is en pas in tweede instantie naar wat niet scherp is. Dat is een manier om het hoofdonderwerp van je foto heel duidelijk te isoleren van de rest.
De meest logische keuze bij portretfotografie is dan ook diafragmavoorkeur. Jij bepaalt hoeveel of hoe weinig scherptediepte je wilt hebben, en de camera kiest de ISO en de sluitertijd om een juiste belichting te krijgen. Houd wel in de gaten dat de sluitertijd niet te lang wordt als er niet veel licht aanwezig is. Bij sommige toestellen kan je bij de automatische-ISO-instelling opgeven wat de langste sluitertijd mag zijn. Dat is heel handig en ik gebruik het voortdurend. Als ik aan portretfotografie doe, dan staat mijn toestel op automatische ISO met een sluitertijd die begrenst is op 1/125 sec.
De beste lens voor portretfotografie
Er zijn bij portretfotografie verschillende factoren van invloed op de mate van scherpte waarmee je de achtergrond kan afbeelden. Het gaat dan vooral om het diafragma, de afstand tussen het model en de achtergrond, het soort lens, de afstand tussen jouw en het model en de grootte van de sensor in je camera.
Diafragma. Hoe groter de opening van de lens, hoe minder scherptediepte en hoe makkelijker je je model kan isoleren van de achtergrond. Een groot diafragma wordt aangegeven met een klein getal. Bij sommige lenzen is het grootste diafragma f/5.6, terwijl andere gaan tot f/1.8 of zelfs f/0.95. Doorgaans hebben vaste lenzen (primes) een groter diafragma dan standaard zoomlenzen.
Afstand tussen onderwerp en achtergrond. Heb je geen heel groot diafragma, dan is het iets moeilijker om je model los te maken van de achtergrond. Maar er zijn toch een aantal zaken waar je kan rekening mee houden. Als je onderwerp heel dicht bij de achtergrond staat, dan is het moeilijk om je onderwerp scherp te hebben en de achtergrond niet. Maar hoe groter de afstand tussen model en achtergrond, hoe meer verschil er zal zijn tussen wat scherp is en wat niet. Zet je model dus zo ver mogelijk van de achtergrond als je op het grootste diafragma de achtergrond nog te druk vindt.
Groothoek vs telelens. Hoe breder de lens waarmee je werkt, hoe meer scherptediepte je hebt. Een brede lens is uitermate geschikt voor landschapsfotografie, omdat je daarbij meestal zoveel mogelijk in beeld en scherp wilt hebben. Maar voor portretfotografie is dat natuurlijk anders; je wilt meestal niet dat alles scherp is. En bovendien zorgt een groothoek voor vervorming en is zo’n weinig flatterend voor je model. Alles dat dicht bij de lens komt wordt groter afgebeeld dan dat wat verder van de lens is. Bij portretten maakt zo’n objectief de neuzen groot en de oren klein.
Een brandpunt van 50 mm leunt het dichtst aan bij wat we met onze ogen zien. Elk objectief met een kleiner getal is breder dan wat we zien en geeft een bolle vervorming. Probeer dat te vermijden. Vanaf 50 mm heb je die vervorming niet meer. Ideaal voor portretten is een lichte telelens van 85 mm tot 100 mm.
Lees ook: Welke lens is het beste voor mijn camera?
Afstand tot je model. Een vierde factor waarmee je kan spelen om je model meer los van de achtergrond te krijgen, is de afstand tot je model. Hoe dichter je met je toestel bij je model kan komen, hoe vager de achtergrond wordt. Sta je verderaf, dan is het verschil in scherpte tussen je model en de achtergrond kleiner.
Sensorgrootte. Een laatste factor die mee de scherptediepte bepaalt is de grootte van de sensor van je toestel. Hoe groter de beeldsensor, hoe gemakkelijker je je model kan isoleren. Dat lukt dus beter met een spiegelreflex of systeemcamera dan met een kleine compactcamera of met een smartphone.
Hard vs zacht licht
Het allerbelangrijkste bij portretfotografie is het licht. Daglicht is gratis en overal. Het leren zien en goed gebruiken zijn kundes die iedereen kan leren door een paar basisprincipes te kennen.
Hoe groter de lichtbron ten opzichte van je onderwerp is, hoe zachter het licht. Een kleine lichtbron geeft hard licht. Dat herken je aan de schaduwen, waarbij de overgang tussen licht en donker heel abrupt gebeurt. Een hard licht is bijvoorbeeld de zon zonder wolken. Hoewel die zon eigenlijk heel groot is, spreken we toch van een kleine lichtbron. Ze is immers klein omdat ze zo veraf is. Bij een grijze dag wordt dat licht veel zachter. De wolken werken als een soort van gigantische softbox en maken de lichtbron groter. Dat is heel makkelijk licht om in te werken.
Zijn er geen wolken, dan kan je werken met een scherm tussen de zon en je model. Dat maakt die kleine, harde lichtbron weer groot en zorgt zo voor zacht licht. Je kan zoiets vinden in de handel, maar een lichte nylondoek of ander lichtdoorschijnend materiaal doet even goed zijn werk. Zorg er dan wel voor dat de stof mooi wit is, anders krijg je een kleurzweem.
Hard licht kan je wel juist creatief aanwenden door iets tussen je lichtbron en je model te zetten zodat je een patroon op het gezicht krijgt. Dat kan je doen met takken, bladeren, een stuk plastiek of een karton waar je zelf vormen gaat uitknippen, of zoals hier met een hekken.
Door een model bij het raam te plaatsen en met de gordijnen een kleine spleet te laten maak je het licht hard. Trek je de gordijnen helemaal open, dan is datzelfde raam een zachte lichtbron. Door daarmee te spelen krijg je heel andere portretten.
Lichtrichting en portretfotogafie
Zonlicht komt van boven. Pal op de middag staat de zon het hoogst. Bij zonsopgang en zonsondergang staat ze lager en krijg je meer zijwaarts licht. Die richting is heel bepalend voor je portret. Als het licht te hoog staat krijg je snel donkere ogen. De ogen liggen te diep in het gezicht om voldoende licht te vangen. En aangezien bij portretfotografie de ogen nu net het belangrijkste zijn, maakt licht of geen licht in de ogen een gigantisch verschil. Dat kan je oplossen door licht met een reflectiescherm, een stuk wit papier, karton, isomo of een witte zakdoek op te vangen en terug te kaatsen naar het model.
Als de zon al wat lager staat krijg je meer strijklicht. Strijklicht of zijwaarts licht is heel plastisch licht, waarmee je zeer karaktervolle portretten kan maken. Maar het accentueert ook alle oneffenheden in het gezicht, en dat is niet altijd even flatterend. Bij jonge mensen met een gladde huid is dat geen probleem. Bij mensen van hoge leeftijd geeft het ook weer veel karakter. Maar daartussenin heb je een grote groep die zijn rimpels niet graag in de kijker zet. Dan kan frontaal licht een betere keuze zijn. Licht dat van voor komt geeft geen schaduw en is zeer vlak.
Bij zijlicht krijg je een donkere en een lichte kant. Het verschil in stops tussen die twee bepaalt het contrast. Portretten met een groot contrast hebben doorgaans meer karakter. De sterkte van het contrast kan je bijsturen met reflectiemateriaal. Speel hiermee door dichter en verder te staan met je paneel en kijk wat het mooiste resultaat geeft.
Bij tegenlicht staat de lichtbron achter het onderwerp. Zo’n licht van achteren is heel geschikt om mooie silhouetten mee te maken.
Lichtafval
Hoe dichter een model bij de lichtbron staat, hoe meer licht het vangt. Staat hij of zij er verder vanaf, dan vermindert dat. Dat weet iedereen natuurlijk. Maar het interessante hieraan is om te weten in welke verhouding dat gebeurt. Hier spreken we van de omgekeerde kwadratenwet volgens welke het licht omgekeerd evenredig vermindert aan het kwadraat van de afstand.
Wat betekent dat voor portretfotografie? Stel dat je model op één meter van een raam staat en je fototoestel is ingesteld op een correcte belichting. Wat gebeurt er als je je model verplaatst naar twee meter? De meeste mensen denken dat het licht dan halveert, maar dat is niet zo. Het is namelijk nog slechts een kwart. (twee in het kwadraat is vier en met de omgekeerde kwadratenwet wordt dat 1/4.) Bij een afstand van drie meter krijg je dan 1/9 van het licht, bij vier meter 1/16 et cetera.
Hoe dichter je model bij de lichtbron staat, hoe groter het contrast is tussen licht en donker en hoe verder af, hoe kleiner dat wordt. Dat betekent dat je geen contrastrijk portret maakt als je je model heel ver van een raam zet. Aangezien de lichtafval heel klein geworden is, zal het verschil tussen de lichte en de donkere helft heel klein zijn.
Dus hoe dichter een model bij de lichtbron staat, hoe sneller het licht afvalt. Dat kan je gebruiken om een mooie overgang van licht naar donker te krijgen. Zet je het model ver van je lichtbron, dan zal het verschil tussen de lichte en de donkere zijde niet zo sterk verschillen.
Zwart-wit is een veelgebruikte techniek om de contrasten te benadrukken. Ook textuur komt ermee beter tot uitdrukking, waardoor het makkelijker is om in zwart-wit karakterkoppen te maken. En als je alleen maar lelijk kunstlicht hebt dat je in nabewerking niet goed krijgt, dan is zwart-wit soms je redding.
De interactie met je model
bij portretfotografie kan werken met niet-professionele modellen kan een hele uitdaging zijn. Sommige mensen poseren van nature heel mooi, maar de meeste mensen voelen zich onwennig voor de camera en weten zich geen houding te geven. Dan is het aan jou als fotograaf om ze op hun gemak te stellen en bij te sturen. Dat vind ik zelf het moeilijkste deel van portretfotografie. Je leert in je opleiding alles over materiaal, licht, compositie en kleur, maar hoe je met je model omgaat, ben ik nog niet tegengekomen. Toch zijn er een aantal praktische, eenvoudige zaken die je al een heel eind vooruit helpen.
- Leg zoveel mogelijk uit wat je doet en toon tussendoor foto’s. Het geeft vertrouwen als je model ziet dat je weet wat je doet. Dat voorkomt fronsende, argwanende gezichten voor je lens. Die krijg je wel als je veel met je instellingen bezig bent en vergeet dat er iemand voor je staat te wachten. Ook al lukt iets niet, praat tegen je model en leg uit wat je aan het doen bent.
- Geef kleine instructies die goed verstaanbaar zijn, liefst met zoveel mogelijk handgebaren erbij.
- Het commando “ontspan je” helpt niet. Is je model gespannen, probeer hem of haar dan aan het lachen te brengen met iets onnozels.
- Fotografeer je binnen, zet dan een muziekje op.
- Laat je vooral eens zelf fotograferen en ervaar aan den lijve wat jij zelf prettig vindt en wat je als storend ervaart. Dat is de beste tip die ik je kan geven.
Tot slot
Met gelijk welk fototoestel en een lens maak je mooie portretten. De ene lens is wel beter geschikt voor portretfotografie dan de andere. Met een vaste portretlens met een groot diafragma kan je in alle omstandigheden je model goed isoleren van de achtergrond. Heb je die niet in je bezit, dan moet je wat meer moeite doen door te letten op de afstand van je model tegenover je achtergrond en van je model tegenover je fototoestel.
En zonlicht is gratis en voor iedereen beschikbaar. Door licht te begrijpen kan je het naar je hand zetten en maak je portretten helemaal zoals jij het wilt. Experimenteer en haal er het maximum uit! Of volg een praktische workshop en leer het door het meteen zelf te doen. Kijk maar eens bij de workshops op mijn website.
Wil je beter leren fotograferen?
Neem dan een abonnement op Shoot Magazine (6x per jaar).
Shoot is hét fotografiemagazine voor en door enthousiaste fotografen. In Shoot vind je de beste tips en trucs, workshops en cursussen voor geslaagde foto’s, de knapste fotoplekjes in België, de helderste uitleg over fotografietechnieken, tests van nieuwe camera’s, lenzen en meer, plus foto’s van de beste Belgische fotografen.
Ik begrijp dit deel van de tekst niet: Heb je geen heel groot diafragma, dan is het iets moeilijker om je model los te maken van de achtergrond.
Daarna stel je: Hoe groter de opening van de lens, hoe minder scherptediepte en hoe makkelijker je je model kan isoleren van de achtergrond.
Heu…??
Uit de voorbeelden van die Indische trein is het niet af te leiden. Daar is de achtergrond bijna even onscherp.